Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond;
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg. De zaak betreft de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] 7 te [plaats], die door de Heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas was vastgesteld op € 311.000 voor het tijdvak van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, dat ongegrond werd verklaard door de Rechtbank. Hierop volgde het hoger beroep bij het Hof.
Tijdens de zitting op 9 februari 2017 heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De Heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, maar belanghebbende betwistte de juistheid van deze taxatie en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft daarbij gekeken naar de vergelijkbaarheid van de onroerende zaak met referentiepanden en de methodiek van waardebepaling volgens de Wet WOZ.
Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een juiste wijze heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding was om het griffierecht te vergoeden of om de proceskosten te vergoeden. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie beroep in te stellen bij de Hoge Raad.