ECLI:NL:GHSHE:2017:1251

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
200.207.643_01 en 200.209.963_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging gesloten plaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige; rechtsgeldigheid van de verlenging

In deze zaak gaat het om de verlenging van de gesloten plaatsing en de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige (200.209.963_01)]. De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 7 december 2016 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten jeugdhulp zijn verlengd. De moeder en de minderjarige zijn niet verschenen op de zitting van het hof, maar hun advocaten hebben de zaak vertegenwoordigd. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, heeft verzocht om de verlenging van de maatregelen, maar het hof heeft vastgesteld dat op de datum van de zitting bij de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten plaatsing reeds waren verlopen. Het hof concludeert dat de rechtbank abusievelijk de maatregelen heeft verlengd, terwijl er geen rechtsgeldige basis meer was voor deze verlenging. Hierdoor kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten plaatsing af, met terugwerkende kracht tot 7 december 2016. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 23 maart 2017
Zaaknummers : 200.207.643/01 en 200.209.963/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/227720 / JE RK 16-2393
in de zaken in hoger beroep van:
200.207.643/01:
[appellante (200.207.643_01)],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.C.C.M. Nadaud,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio Zuid-Limburg, locatie [locatie] ,
verweerster,
hierna te noemen: de GI.
en
200.209.963/01
[de minderjarige (200.209.963_01)] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats
appellant,
hierna te noemen: [de minderjarige (200.209.963_01)] ,
advocaat: mr. A. Çinar,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio Zuid-Limburg, locatie [locatie] ,
verweerster,
hierna te noemen: de GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 december 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 januari 2017, door het hof geadministreerd onder zaaknummer 200.207.643/01, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 februari 2017, heeft de GI verzocht – naar het hof begrijpt – het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
2.3.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 februari 2017, door het hof geadministreerd onder zaaknummer 200.209.963/01, heeft [de minderjarige (200.209.963_01)] verzocht voormelde beschikking te vernietigen.
Voeging
2.4.
Gezien de onderlinge verknochtheid van beide zaken, heeft het hof de zaken ter zitting van 21 februari 2017 gevoegd behandeld en partijen en de raad medegedeeld dat op beide zaken gezamenlijk zal worden beslist bij deze beschikking.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Nadaud;
  • mr. Dacier, waarnemend advocaat voor mr. Çinar;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] .
De moeder en [de minderjarige (200.209.963_01)] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier van 13 februari 2017 van mr. Nadaud met als bijlage het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 7 december 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie die de moeder en [ex-partner] met elkaar hebben gehad, is geboren:
- [de minderjarige (200.209.963_01)] (hierna: [de minderjarige (200.209.963_01)] ), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] (Burundi, Afrika).
De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige (200.209.963_01)] .
3.2.
[de minderjarige (200.209.963_01)] staat sinds 28 november 2012 onder toezicht van de GI.
3.3.
[de minderjarige (200.209.963_01)] verbleef sinds 20 november 2015, op basis van een daartoe strekkende machtiging, in de accommodatie voor gesloten jeugdhulp Bijzonder Jeugdwerk
,groep Topaas te [vestigingsplaats] .
Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat [de minderjarige (200.209.963_01)] op 27 november 2016 is weggelopen en dat hij sindsdien vermist is.
3.4.1.
De GI heeft een verzoekschrift ingediend dat bij de rechtbank op 1 november 2016 is ingekomen. Hierin heeft de GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige (200.209.963_01)] voor de duur van een jaar en verlenging van de machtiging tot gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden.
Bij beschikking van 24 november 2016 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd tot 7 december 2016 onder aanhouding voor het overige. Verder heeft de rechtbank bepaald dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet op 7 december 2016.
3.4.2.
Bij de bestreden beschikking (van 7 december 2016) heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – de ondertoezichtstelling van [de minderjarige (200.209.963_01)] en de machtiging gesloten jeugdhulp
met ingang van 7 december 2016 verlengd tot 28 mei 2017.
3.5.
De moeder en [de minderjarige (200.209.963_01)] kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan – afzonderlijk van elkaar – in hoger beroep gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
De meest verstrekkende grief die de moeder en [de minderjarige (200.209.963_01)] opwerpen is dat de rechtbank de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp ten onrechte heeft verlengd, omdat er geen verzoek tot verlenging aan de beschikking ten grondslag ligt; op de dag van de zitting – 7 december 2016 – was immers zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging gesloten plaatsing verlopen.
De GI verweert zich en stelt dat een nieuw verzoek niet nodig was, omdat de rechtbank nog diende de beslissen op het voorliggende verzoek en de vervolgzitting was gepland op 7 december 2016.
3.6.2.
Het hof stelt vast dat de GI in eerste aanleg binnen de termijn en op de juiste wijze haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot gesloten plaatsing heeft ingediend. Dit verzoek heeft ertoe geleid dat de rechtbank bij beschikking van 24 november 2016 de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd heeft
tot7 december 2016 met aanhouding van de beslissing voor de overige termijn, in afwachting van de mondelinge behandeling die eveneens was gepland op 7 december 2016.
Aannemelijk is dat de rechtbank in de beschikking van 24 november 2016 abusievelijk de beide maatregelen heeft verlengd
tot7 december 2016 in plaats van tot en met 7 december 2016, maar dat laat naar het oordeel van het hof onverlet dat er op 7 december 2016, de dag waarop de zitting bij de rechtbank is voortgezet, géén sprake meer was van een rechtsgeldige ondertoezichtstelling en evenmin van een geldende machtiging gesloten plaatsing. De duur van de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten plaatsing was immers op 7 december 2016 geëindigd zodat geen grond voor verlenging van beide maatregelen bestond. Naar het oordeel van het hof stond het de rechtbank in de bestreden beschikking dan ook niet vrij na verloop van de termijn waarvoor de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp is gegeven, zijnde 7 december 2016, het resterende verzoek van de GI tot verlenging van beide kinderbeschermingsmaatregelen alsnog toe te wijzen.
3.6.4.
Op grond van het vorenstaande kan de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
Het hof komt derhalve niet meer toe aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst met ingang van 7 december 2016 alsnog af het resterende verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging gesloten plaatsing betreffende [de minderjarige (200.209.963_01)] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] (Burundi, Afrika);
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van Laarhoven, P.P.M. van Reijsen en M.A. Ossentjuk en is op 23 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.