ECLI:NL:GHSHE:2017:1244
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en de vereisten van goede trouw
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een appellante tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K.P. Meegdes, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellante te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. De appellante had een aanzienlijke schuldenlast van € 318.419,14, waaronder belastingschulden en CJIB-schulden, en had in de jaren 2012 tot en met 2014 onterecht kinderopvangtoeslag ontvangen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 15 maart 2017 heeft de beschermingsbewindvoerder van de appellante haar steun uitgesproken voor het verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling. De appellante voerde aan dat zij niet opzettelijk of frauduleus had gehandeld en dat de schulden voornamelijk waren ontstaan door omstandigheden die zij niet onder controle had. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw was, vooral gezien het feit dat zij wist dat zij geen recht had op de ontvangen kinderopvangtoeslag.
Het hof heeft ook overwogen dat de appellante niet voldoende inspanningen heeft geleverd om haar verplichtingen na te komen, zoals het voldoen aan de sollicitatieplicht voor een fulltime dienstverband. Gezien deze omstandigheden heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de appellante afgewezen. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die worden gesteld aan de goede trouw van schuldenaren in het kader van de schuldsaneringsregeling.