ECLI:NL:GHSHE:2017:1240
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de schuldsaneringsregeling op grond van de hardheidsclausule na ontnemingsvordering
In deze zaak gaat het om de toelating van [appellant] en [appellante] tot de schuldsaneringsregeling, ondanks een ontnemingsvordering die tegen hen is ingesteld. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 december 2016 werd vernietigd. De rechtbank had de verzoeken van [appellant] en [appellante] om toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen op basis van artikel 288 lid 2 aanhef en sub c van de Faillissementswet, omdat zij schulden hadden die voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling binnen vijf jaar voor het verzoekschrift.
In hoger beroep hebben [appellant] en [appellante] aangevoerd dat zij inmiddels hun omstandigheden onder controle hebben gekregen en dat de ontnemingsvordering, die slechts een klein percentage van hun totale schuldenlast vertegenwoordigt, hen niet zou moeten uitsluiten van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet rechtvaardigen. Het hof heeft geconstateerd dat [appellant] en [appellante] sinds 6 januari 2016 onder beschermingsbewind staan en dat zij sindsdien geen nieuwe schulden hebben gemaakt. Bovendien hebben zij stabiele inkomsten en zijn zij in staat om een aanzienlijk bedrag te sparen voor hun schuldeisers.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren voor zowel [appellant] als [appellante], ondanks de eerdere afwijzing door de rechtbank. Dit arrest benadrukt het belang van de hardheidsclausule in de Faillissementswet, die kan leiden tot een andere uitkomst wanneer de omstandigheden van de schuldenaar zijn verbeterd.