In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor een verhuizing met haar kinderen naar [plaats]. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J. Nijssen, had eerder bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek ingediend dat was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. T. Abbo, verzet zich tegen de verhuizing, stellende dat de belangen van de kinderen en zijn eigen belangen in het geding zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2017 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die zich onthield van een advies. Het hof heeft de belangen van de moeder, die heimwee heeft en een betere financiële situatie verwacht in [plaats], afgewogen tegen de belangen van de kinderen en de vader. Het hof concludeert dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat er een objectieve noodzaak is voor de verhuizing. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de belangen van de kinderen en de vader prevaleren boven die van de moeder. De afstand tussen de woonplaatsen zou het contact tussen de vader en de kinderen te veel beperken, wat niet in het belang van de kinderen is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af.