ECLI:NL:GHSHE:2017:1157

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
200 196 083_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming curator in curatelezaak met afwijking van voorkeur

In deze zaak gaat het om de benoeming van een curator voor een onder curatele gestelde persoon. De zoon van de onder curatele gestelde heeft in hoger beroep verzocht om hem tot curator te benoemen, in plaats van de professionele curator die door de rechtbank was aangesteld. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 7 april 2016 de onder curatele stelling uitgesproken en de professionele curator benoemd. De zoon was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat er geen gegronde redenen waren om hem niet te benoemen, en dat hij beter in staat was om de belangen van zijn vader te behartigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2017 heeft de zoon zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij dichter bij zijn vader staat en beter in staat is om zijn zorg te monitoren. De curator heeft echter betoogd dat de zoon in het verleden niet betrokken is geweest bij de zorg voor zijn vader en dat er zorgen zijn over de communicatieve vaardigheden van de zoon. Het hof heeft de argumenten van de zoon en de curator afgewogen en geconcludeerd dat er gegronde redenen zijn om van de voorkeur van de onder curatele gestelde af te wijken. Het hof heeft vastgesteld dat de zoon niet in staat is gebleken om adequaat te reageren op de zorgbehoeften van zijn vader en dat de professionele curator beter in staat is om de zorg en begeleiding te waarborgen.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de professionele curator is benoemd. Het hof heeft benadrukt dat de communicatieve vaardigheden van de zoon ontoereikend zijn en dat de continuïteit van de zorg voor de onder curatele gestelde voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 maart 2017
Zaaknummer: 200.196.083/01
Zaaknummer eerste aanleg: 4907324 / OV VERZ 16-2362
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de zoon,
advocaat: mr. M. Kalle.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [belanghebbende] (hierna te noemen: de onder curatele gestelde);
- [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V. (hierna te noemen: de curator).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Kanton Middelburg, van 7 april 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 5 juli 2016, heeft de zoon verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het de benoeming van de curator betreft en, opnieuw rechtdoende, hem alsnog tot curator te benoemen.
2.2.
De curator heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de zoon, bijgestaan door mr. Kalle;
  • de heer [de curator] , namens [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V..
2.3.1.
De onder curatele gestelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2016;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de zoon op 31 januari 2017;
  • de ter zitting door mr. Kalle overgelegde en voorgedragen pleitnotitie.
2.5.
Het faxbericht met bijlagen d.d. 13 februari 2017, ingediend door de curator, is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn. De advocaat van de zoon heeft hiertegen ter zitting in hoger beroep bezwaar gemaakt. Het hof zal deze stukken buiten beschouwing laten, nu het hof en de advocaat van de zoon – voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep – van voornoemde stukken niet behoorlijk kennis hebben kunnen nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant [belanghebbende] onder curatele gesteld, met benoeming van [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V. tot curator.
3.2.
De zoon kan zich – wat betreft de benoeming van een professionele curator – met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
De zoon voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
Uit de bestreden beschikking volgt dat er brieven aan de rechtbank zijn verzonden, waarvan de inhoud de zoon niet bekend is. De kantonrechter had geen kennis van deze stukken mogen nemen zonder de zoon daarvan op de hoogte te stellen en inzage te verstrekken. De rechtbank heeft ten onrechte een professionele curator benoemd. De zoon is van mening dat hij tot curator benoemd had moeten worden. Er zijn geen gegronde redenen die zich tegen zijn benoeming verzetten. De kantonrechter had dan ook de voorkeur van de onder curatele gestelde moeten volgen en heeft de afwijking van die voorkeur, onvoldoende gemotiveerd. De kantonrechter heeft niet onderzocht of er in deze inderdaad bijzondere kennis, kunde en ervaring van de curator vereist is. De kantonrechter heeft ter zitting slechts een paar korte vragen aan de zoon gesteld, waaruit hem niet is gebleken dat er twijfels aanwezig waren over zijn capaciteiten als curator. De zoon voldoet aan alle voorwaarden om tot curator te worden benoemd. De zoon heeft geen mentor, bewindvoerder of curator en is in staat om zijn eigen financiële zaken te regelen. Hoewel de onder curatele gestelde beschikt over een vermogen is er geen bijzondere kennis vereist om dit vermogen goed te beheren.
De zoon voert ter zitting van het hof verder aan dat hij beter dan een professionele curator de niet-vermogensrechtelijke belangen van de onder curatele gestelde kan bewaken, omdat hij dichter bij zijn vader staat. De zoon stelt dat hij in staat is de zorg te monitoren en het netwerk in te schakelen, te verbeteren en uit te breiden. De zoon betwist dat hij zich van het lot van zijn vader afzijdig heeft gehouden. De zoon wilde zijn vader helpen, maar zijn vader werkte niet mee. De zoon heeft hulp ingeschakeld maar werd er door andere hulpverleners niet goed bij betrokken. De zoon verklaart dat indien hij tot curator wordt benoemd hij zijn moeder zal aanspreken op haar gedrag jegens de hulpverlening.
De curator dient verslag uit te brengen aan de kantonrechter. De kantonrechter had ervoor kunnen kiezen om dit verslag eerder uit te laten brengen dan steeds na verloop van vijf jaar. Daarbij zou ook een eventuele herbeoordeling kunnen plaatsvinden of de zoon geschikt is als curator.
3.4.
De curator voert ter zitting in hoger beroep – kort samengevat – aan dat de zoon in het verleden niet in beeld is geweest. De zoon is niet betrokken. In de afgelopen periode is gebleken dat de vragen van de zoon aan de curator alleen financieel geënt zijn. De zoon stelt nimmer vragen over de zorg of het welbevinden van zijn vader. De jeugdvrienden van de onder curatele gestelde hebben voorafgaande aan de curatele heel hard gewerkt om de benodigde hulpverlening in te schakelen en de woning en de administratie van de onder curatele gestelde op orde te krijgen. De zoon heeft zich toen nooit laten zien. Voorts is het contact tussen deze vrienden en de curandus volledig verbroken ten gevolge van de ernstige en (naar gebleken is) onterechte beschuldigingen van de zoon aan met name een van deze vrienden. Het zwaartepunt van deze onder curatele stelling ligt op het gebied van de zorg. De zorg verloopt op dit moment niet zoals het zou moeten, omdat deze wordt gefrustreerd door de ex-vrouw van de onder curatele gestelde. De hulpverleners hebben ernstige zorgen over de samenwerking geuit wanneer de zoon tot curator zou worden benoemd. Voorts dient de zorg te worden uitgebreid. De curator is van mening dat voor een goede continuïteit van de hulpverlening het huidige netwerk moet worden onderhouden en uitgebouwd. De curator stelt dat de communicatieve vaardigheden die daarvoor vereist zijn bij de zoon ontbreken.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Het hoger beroep richt zich niet tegen de onder curatele stelling zelf. Niet in geschil is dat aan de gronden voor een onder curatele stelling conform artikel 1:378 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) wordt voldaan.
3.5.2.
Voor zover de zoon aanvoert dat de kantonrechter geen kennis had mogen nemen van de aan de rechtbank verzonden brieven d.d. 16 maart 2016 van de heer [briefschrijver 1] en de heer [briefschrijver 2] , faalt die grief. Immers, het hoger beroep dient tevens tot het herstel van fouten in eerste aanleg. De kantonrechter heeft weliswaar het recht van hoor en wederhoor geschonden, maar de zoon heeft in hoger beroep alsnog de mogelijkheid gekregen om zijn zienswijze omtrent de inhoud van deze brieven kenbaar te maken.
3.5.2.
Ten aanzien van de benoeming van de persoon van de curator overweegt het hof het volgende. Ingevolge artikel 1:383 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van de curatele of zo spoedig mogelijk daarna een curator. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:383 lid 2 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Lid 3 van dit artikel bepaalt dat, indien de onder curatele gestelde persoon gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot curator wordt benoemd, tenzij lid 2 van toepassing is.
Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot curator benoemd.
3.5.3.
Ter beoordeling van het hof staat of in de onderhavige zaak de uitdrukkelijke voorkeur van de onder curatele gestelde en/of de wettelijke voorkeur als bedoeld in artikel 1:383 lid 2 en lid 3 BW dient te worden gevolgd bij de benoeming van de persoon van de curator, of dat sprake is van gegronde redenen die zich tegen een zodanige benoeming verzetten.
3.5.4.
Hoewel de benoeming van de zoon blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg de uitdrukkelijke voorkeur van de onder curatele gestelde heeft en de wet de voorkeur geeft aan de benoeming van een zoon tot curator boven een professionele curator, ziet het hof in de onderhavige zaak echter aanleiding om van deze uitgangspunten af te wijken. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat er gegronde redenen aanwezig zijn die zich tegen de benoeming van de zoon tot curator verzetten. Het hof overweegt daartoe dat de curator ter zitting van het hof het door de zoon gestelde wekelijkse (goede) contact tussen hem en zijn vader gemotiveerd heeft weersproken. Uit de overgelegde verslagen van het netwerkberaad dat heeft plaatsgevonden op 6 september 2015 en 5 oktober 2015 volgt dat de onder curatele gestelde in een ernstig vervuilde woning woonde en al ruim twee jaar – vanwege onbetaalde rekeningen – was afgesloten van gas en licht. Het hof stelt vast dat de zoon deze situatie – ondanks het door hem gestelde wekelijkse contact – niet heeft voorkomen noch heeft opgelost. Twee jeugdvrienden van de onder curatele gestelde hebben zich uiteindelijk het lot van de onder curatele gestelde aangetrokken en de benodigde hulpverlening ingeschakeld en de administratie op orde gebracht. Uit deze verslagen volgt voorts dat de hulpverlening tevergeefs heeft getracht de zoon bij het netwerkberaad en de hulpverlening te betrekken.
3.5.5.
Daarbij komt dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het zwaartepunt van deze onder curatele stelling is gelegen in de aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde. De curator heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de zoon nimmer naar de zorg en het welbevinden van zijn vader informeert en dat de ex-vrouw van de onder curatele gestelde zich op zodanige wijze met de zorg rondom de onder curatele gestelde bemoeit dat deze zorg stagneert. De hulpverlening heeft, gelet op het vorenstaande, meerdere malen tegen de curator zorgen geuit over een verdere stagnatie van de hulpverlening, indien de zoon tot curator zou worden benoemd. Weliswaar heeft de zoon ter zitting van het hof verklaard dat hij zijn moeder na benoeming van hem tot curator hierop zal aanspreken, maar gelet op de familiaire relatie acht het hof dat niet opportuun. Voorts is in deze ondercuratelestelling van belang dat het netwerk van hulpverlening rondom de onder curatele gestelde dient te worden onderhouden en uitgebreid, nu de toestand van de onder curatele gestelde, gelet op de aard van zijn aandoening, alleen nog maar verder zal verslechteren. Het voorgaande maakt – naar het oordeel van het hof – dat de curator over goede communicatieve vaardigheden dient te beschikken. Ter zitting van het hof heeft de curator onweersproken gesteld dat het contact tussen de onder curatele gestelde en zijn jeugdvrienden inmiddels is verbroken door de onterechte uitlatingen van de zoon over financieel misbruik van de onder curatele gestelde. Voorts is de zoon – blijkens de overgelegde verslagen van het netwerkberaad – niet in staat gebleken om een persoonlijk en goed contact met de hulpverleners te onderhouden en intensief bij het wel en wee van de onder curatele gestelde betrokken te zijn. Het hof is met de curator derhalve van oordeel dat hieruit volgt dat de communicatieve vaardigheden van de zoon in deze omstandigheden ontoereikend zijn om tot curator te worden benoemd.
3.5.6.
Alles in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat de kantonrechter in de onderhavige zaak terecht een professionele curator heeft benoemd.
3.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Kanton Middelburg, van 7 april 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel en M.L.F.J. Schyns, bijgestaan door mr. E. Mimpen als griffier, en is op 23 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.