In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] over de kwalificatie van een overeenkomst tot gebruik van een stal voor een varkensfokkerij. De overeenkomst, die op 19 maart 2008 werd gesloten, betrof het houden van vleesvarkens in de stal van [geïntimeerde] tegen een maandelijkse vergoeding. De overeenkomst eindigde op 17 juni 2008 door een brand die de stal verwoestte en waarbij 1300 varkens omkwamen. [appellant] stelt dat een gebrek in de voervijzel, die onderdeel uitmaakte van de overeenkomst, de oorzaak van de brand was en vordert schadevergoeding van [geïntimeerde]. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat de overeenkomst als een pachtovereenkomst gekwalificeerd moest worden, wat leidde tot een verwijzing naar de pachtkamer. In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis vermeerderd en zijn grieven gericht tegen de kwalificatie van de overeenkomst en de afwijzing van zijn schadevergoeding. Het hof oordeelt dat de overeenkomst inderdaad als pachtovereenkomst moet worden gekwalificeerd en dat de kantonrechter bevoegd was om het geschil te beslechten. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor akte aan de zijde van [appellant].