Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4217546 CV EXPL 15-3103)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
nadiens overlijden nog de mogelijkheid had om over aan [zoon appellante] toekomende financiën te beschikken. De mededeling van de Rabobank waar [appellante] zich op beroept, vermeldt geen tijdstip zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat de bemoeienis van [geïntimeerde] dateert van na het overlijden. Het is aan [appellante] die zich erop beroept dat [geïntimeerde] de nalatenschap van [zoon appellante] zuiver aanvaard voordat zij deze formeel heeft verworpen om te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat dit het geval is geweest. Hetgeen [appellante] daartoe aanvoert is ook naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet en door [geïntimeerde] voldoende gemotiveerd betwist. Een hierop toegespitst bewijsaanbod van de kant van [appellante] ontbreekt overigens. De consequentie hiervan is dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] de nalatenschap van [zoon appellante] zuiver heeft aanvaard, zodat haar verwerping ervan effect sorteert en zij niet als erfgenaam kan worden aangesproken op de kosten van de uitvaart.
jegens [appellante]onrechtmatig heeft gehandeld en de kosten van de uitvaart aan haar moet vergoeden. Daarvoor bieden de stellingen die [appellante] in deze procedure naar voren heeft gebracht een ontoereikende grondslag. Grief 8 wordt daarom verworpen.