In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, had verzocht om het gezag te behouden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De kinderen waren sinds 2013 onder toezicht gesteld en in 2014 uithuisgeplaatst. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Stichting Intervence. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2017 is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. V.C. Serrarens, en zijn de vertegenwoordigers van de Raad en de GI gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet in staat is gebleken om de noodzakelijke zorg en opvoeding te bieden die de kinderen nodig hebben. De kinderen hebben een stabiele en veilige omgeving nodig, die zij in het pleeggezin ervaren. Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag in het belang van de kinderen is en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.