De GI voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
Het vertrouwen van de GI in de draagkracht en het (pedagogisch) inzicht van de vader is sinds 16 juli 2015, lopende het traject van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, steeds minder geworden. Daarnaast zijn er zorgen over de trauma’s die [minderjarige] heeft opgelopen in de thuissituatie van de vader en dientengevolge is het appel dat hij doet op zijn opvoedomgeving steeds groter geworden. Onder meer is vastgesteld dat [minderjarige] een (ernstig) verstoorde hechting heeft en dat hij zeer zorgelijke uitspraken kan doen. Zowel de GI als Juzt stellen dat [minderjarige] in het pleeggezin waar hij thans verblijft zijn perspectief moet vinden. Alleen daar kan aan de zorgvraag van [minderjarige] beantwoord worden met ondersteuning van de juiste hulpverlening.
[minderjarige] lijkt steeds meer los te kunnen en willen laten over vroegere thuissituatie bij de vader. De verhalen die hij vertelt zouden onder meer kunnen duiden op gepleegde fysieke mishandeling door de vader of anderen van [minderjarige] . Van het grootste belang is dat vanuit de veilige en stabiele situatie van het pleeggezin onderzocht wordt welke trauma’s [minderjarige] heeft opgelopen en welke impact die hebben (of zullen hebben) op zijn verdere ontwikkeling.
Een ander punt van zorg is het contact met de vader en de moeder. [minderjarige] heeft onlangs aangegeven zijn ouders enkel in de gecontroleerde en begeleide omgeving van de speelkamer van Juzt te willen zien. Daarnaast is vastgesteld dat [minderjarige] veel last ervaart van deze contacten. Op 12 januari 2017 is bij schriftelijke aanwijzing besloten dat de bezoekregeling met de ouders wordt teruggebracht naar eens in de vier weken.
Uit [minderjarige] ’s terughoudendheid om bezoek met de vader te willen en zijn wens tot verblijf in het pleeggezin, maakt de GI op dat [minderjarige] weinig basisveiligheid ervaart bij de vader.
Voortzetting van de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin is noodzakelijk om [minderjarige] ’s (gevoel van) veiligheid te waarborgen.
Verder zijn er zorgen over [minderjarige] ’s gedrag naar andere kinderen, naar volwassenen en dieren. Geweld speelt in zijn spel een grote rol en hij kan zich grensoverschrijdend opstellen naar (huis)dieren.