3.1.In dit hoger beroep kan – voor zover relevant - worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 22 oktober 2011 is [geïntimeerde] het slachtoffer geworden van een verkeersongeval. Zij heeft daarbij letsel opgelopen. Haar rechtsbijstandverzekeraar heeft op haar verzoek Allsecur als WAM-verzekeraar aansprakelijk gesteld voor de door [geïntimeerde] geleden schade. Allsecur heeft de aansprakelijkheid erkend.
Vervolgens is tussen [geïntimeerde] en Allsecur een schaderegelingstraject ingezet. Dit heeft geleid tot een voorschotbetaling van € 2.500,= en in februari 2013 tot een aanbod voor een slotbetaling van € 10.000,=.
[geïntimeerde] heeft het aanbod van Allsecur niet aanvaard en heeft [appellante] , handelend onder de naam “Misterclaim”, ingeschakeld. Hiertoe zijn een tweetal overeenkomsten opgesteld. Tussen [geïntimeerde] en [appellante] is in confesso dat de op 11 en 18 juni 2013 ondertekende overeenkomst waarin een succesfee is opgenomen (prod. 1 bij conclusie van antwoord) de afspraken bevat die tussen hen zijn gemaakt, waaronder de navolgende:
“Mevrouw [geïntimeerde] , machtigt hierbij en komt overeen met Misterclaim, het volgende:
(…)
5. Het rechtstreeks aan de wederpartij declareren van de buitengerechtelijke kosten die Misterclaim in uw zaak heeft gemaakt. De kosten vangen aan op het moment van het eerste contact tussen u en Misterclaim, en zijn gebaseerd op het standaarduurtarief van 300,-- euro, excl. 6% kantoorkosten, verschotten en BTW.
Deze kosten worden door u bij voorbaat aan Misterclaim overgedragen en dus niet bij u in rekening gebracht.
6. Uitsluitend over het door Misterclaim in uw zaak behaalde resultaat bent u aan hem een vergoeding verschuldigd van 25% plus BTW. Deze wordt niet berekend over de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en daarop ook niet in mindering gebracht of mee verrekend.
7. Bovengenoemde financiële afspraken zijn alleen van toepassing indien de wederpartij aansprakelijkheid erkent of bereid is uw letselschade te betalen.”
Bij brief van 10 juni 2014 heeft [geïntimeerde] de overeenkomst met [appellante] opgezegd en de zaak in handen gegeven van haar advocaat.
[appellante] heeft bij de door Allsecur ingeschakelde schaderegelaar declaraties ingediend van € 2.668,55 (op 24 september 2013), van € 4.166,27 (op 6 februari 2014) en van € 3.844,71 (op 19 juni 2014). Allsecur heeft de eerste declaratie voldaan, maar de laatste twee (tezamen € 8.010,98) niet.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellante] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair van Allsecur en subsidiair van [geïntimeerde] de betaling van een bedrag van € 8.010,98, te vermeerderen met € 775,55 wegens buitengerechtelijke incassokosten en verder te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in het petitum onder dagvaarding in eerste aanleg. Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht, waarvoor [geïntimeerde] genoemd bedrag verschuldigd is geworden. Op grond van de tussen haar en [appellante] gesloten overeenkomst kan [appellante] deze kosten direct declareren bij Allsecur.
3.2.2.Allsecur en [geïntimeerde] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.Nadat een comparitie van partijen was bevolen en gehouden, heeft de kantonrechter in het vonnis waarvan beroep zowel de vorderingen tegen Allsecur als de vorderingen tegen [geïntimeerde] afgewezen en [appellante] veroordeeld in de kosten van het geding.
3.3.1.[appellante] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Met grief I beoogt [appellante] een nadere aanvulling op de vastgestelde feiten te verkrijgen. De grieven II en III zijn gericht tegen het beroepen vonnis, voor zover daarin de vordering tegen Allsecur is afgewezen. De grieven IV en V zijn gericht tegen de beslissing om de vordering tegen [geïntimeerde] af te wijzen en [appellante] te veroordelen in de door [geïntimeerde] daadwerkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
3.3.2.Allsecur en [geïntimeerde] hebben ook in hoger beroep verweer gevoerd. Ook dit verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.