Het hof voegt hieraan toe dat niet is gebleken van een rechtmatig belang van [appellant] bij zijn vordering, nu – voor zover voorafgaande aan zijn rapportage door de heer [expert] al schriftelijke verklaringen zijn opgenomen – die verklaringen vervolgens door de heer [expert] zijn opgetekend in zijn rapportage.
Tijdens een op 5 maart 2015 gehouden getuigenverhoor heeft de heer [expert] verklaard (incidentele memorie [appellant] , onderdeel 6):
“(…) ik heb de verklaringen van de drie buren opgenomen in mijn rapport.”.
Het hof heeft geen grond deze verklaring van de heer [expert] voor onwaar te houden.
Het hof heeft evenmin grond om aan te nemen dat de verklaringen van de overige door [appellant] genoemde personen (de heer [getuige 4] en de heer [getuige 5] ) niet ook door de heer [expert] in zijn rapport zijn opgenomen.
De formulering van de in het rapport van de heer [expert] opgenomen verklaringen duidt er naar het oordeel van het hof op dat de verklaringen van de ondervraagde personen, voor zover al voorafgaande aan de rapportage van de heer [expert] opgenomen, daarin (vrijwel) woordelijk zijn overgenomen.
Weliswaar heeft [appellant] , onder verwijzing naar de verklaring van mevrouw Van [getuige 2] , zoals afgelegd tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 1 september 2015, gesteld, dat de verklaring die mevrouw Van [getuige 2] tegenover de heer [expert] heeft afgelegd, niet strookt met haar verklaring die in het rapport van de heer [expert] is opgenomen – daarmee suggererend dat dat ook voor de overige afgelegde verklaringen zou (kunnen) gelden – maar blijkens het proces-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor heeft mevrouw Van [getuige 2] tijdens dat getuigenverhoor eveneens verklaard dat zij dyslectisch is en daarom de notities van de heer [expert] met haar antwoorden op door hem gestelde vragen niet goed heeft begrepen.