ECLI:NL:GHSHE:2016:966

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
200.178.655/01 en 200.178.655/02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en omgangsregeling in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake een omgangsregeling en de benoeming van een bijzondere curator. De moeder, appellante, heeft verzocht om een provisionele voorziening voor een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen, waarbij zij een weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen voorstelt. De vader, verweerder, heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek wegens het ontbreken van spoedeisend belang.

De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2016, waarbij beide ouders en de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was niet ter zitting verschenen. Het hof heeft de minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening te geven, wat zij ook hebben gedaan. De moeder heeft haar verzoek om een provisionele voorziening ingetrokken in het kader van de benoeming van een bijzondere curator.

Het hof heeft besloten mevrouw drs. [orthopedagoog] te benoemen als bijzondere curator om de belangen van de kinderen te behartigen. De bijzondere curator zal gesprekken voeren met de ouders en de minderjarigen om de zorg- en opvoedingstaken te bespreken. Het hof heeft de beslissing genomen om het verzoek van de moeder tot het treffen van een provisionele voorziening af te wijzen en heeft de benoeming van de bijzondere curator uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven op 10 maart 2016 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 10 maart 2016
Zaaknummers: 200.178.655/01 (bodemprocedure) en 200.178.655/02 (provisionele voorziening)
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/265155/FA RK 13-3510_3
op het verzoek om een provisionele voorziening ex artikel 223 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C. Appünn,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.H.M. Mooren-van Weereld.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 juli 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, met producties in de zaak met zaaknummer 200.178.655/01, ingekomen ter griffie op 22 december 2015, heeft de moeder – voor zover thans in deze zaak van belang – het hof om een provisionele voorziening verzocht, waarbij zij het hof verzoekt om in dat kader een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen van partijen vast te stellen van een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties op het verzoek om een provisionele voorziening, ingekomen ter griffie op 6 januari 2016, heeft de vader verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar provisionele verzoek wegens het ontbreken van een spoedeisend belang althans – zakelijk weergegeven – het provisionele verzoek van de moeder af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Appünn;
  • de vader, bijgestaan door mr. Mooren-van Weereld;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] .
2.3.1.
De raad is niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van deze verhoren zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de GI d.d. 4 februari 2016;
  • het v-formulier van de advocaat van de man d.d. 8 februari 2016 waarin deze het hof verzoekt de gezinsvoogd mevrouw [gezinsvoogd] , op te roepen;
  • het v-formulier met bijlagen van de advocaat van de man, d.d. 11 februari 2016;
  • het v-formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 15 februari 2016 met nogmaals het, thans volledige, rapport van de raad van 10 april 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 1 november 2002 te Boxtel met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij beschikking van 11 oktober 2013 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 18 februari 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijven, waarbij het wisselmoment op zaterdag om 18.00 uur plaatsvindt.
3.4.
Partijen kunnen zich met deze beschikking niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gegaan.
3.5.
Ter zitting van het hof hebben partijen hun standpunten toegelicht ten aanzien van de door de moeder verzochte provisionele voorziening.
Door het hof is met de vader en de moeder de mogelijkheid tot de benoeming van een bijzondere curator ten behoeve van de kinderen besproken. Beiden hebben verklaard dat zij zich in een dergelijke benoeming kunnen vinden.
3.6.
De moeder heeft, met het oog op de benoeming van een bijzondere curator, ter zitting haar verzoek om een provisionele voorziening ingetrokken.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof, met het oog op de bodemprocedure (zaaknummer 200.178.655/01), mevrouw drs. [orthopedagoog] , orthopedagoog te [kantoorplaats] , benoemen als bijzondere curator. Drs. [orthopedagoog] wordt verzocht de belangen van de kinderen in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag op welke wijze het beste inhoud kan worden gegeven aan de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe gesprekken te voeren met de ouders en de minderjarigen.
3.8.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van de ouders de bijzondere curator van adres-, e-mail en/of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.9.
Het hof verzoekt de bijzondere curator schriftelijk rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen. Nu de mondeling behandeling in de bodemprocedure op 26 april 2016 is bepaald, verzoekt het hof de bijzondere curator tijdig voordien schriftelijk te rapporteren.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.178.655/02:
wijst af het verzoek van de moeder tot het treffen van een provisionele voorziening;
in de zaak met nummer 200.178.655/01:
benoemt met ingang van heden mevrouw drs. [orthopedagoog] , p/a Mediation-House, [adres] , [postcode] [kantoorplaats] , tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
en met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.7.;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
beveelt dat de griffier van dit hof een afschrift van alle stukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat (de advocaten van) de partijen per ommegaande adressen en telefoon- of e-mail gegevens van de ouders aan de bijzondere curator ter kennis brengen, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator het hof, met afschrift aan de raadslieden, tijdig vóór de mondelinge behandeling van 26 april 2016 schriftelijk te rapporteren.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.H.J.M Mertens-Steeghs en C.A.R.M. van Leuven en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2016.