De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vader heeft de grief van de moeder gemotiveerd betwist. Hij benadrukt daartoe dat de door de rechtbank vastgelegde omgangsregeling reeds meer dan een jaar loopt. Bovendien betwist hij de suggestie van de moeder dat de raad meent dat de huidige co-ouderschapsregeling niet in stand zou moeten blijven en dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder zouden moeten houden. Het standpunt van de raad is verouderd, aldus de vader. De kinderen hebben moeten wennen aan de situatie na echtscheiding. Inmiddels is de co-ouderschapsregeling een gegeven en functioneert deze prima volgens de vader.
Partijen zijn door de rechtbank doorverwezen naar Kompaan en de Bosch om hun communicatie te verbeteren, deze gesprekken zijn echter niet gestart in verband met de in het kader van het hoger beroep gestarte mediationtraject.
Volgens de vader hebben partijen deze gesprekken in het kader van de mediation als positief ervaren en zijn zij op bepaalde punten nader tot elkaar gekomen
Dat de moeder zich zorgen maakt over het feit dat [minderjarige 1] veel ziek was in de weken die zij bij de vader verbleef is door haar niet eerder geuit en volgens de vader gebruikt zij dit argument simpelweg in de procedure. Er is volgens de vader geen sprake van ziekteverzuim dat afwijkt van normaal.
Hoewel het klopt dat de vader een stoornis heeft vervult hij zijn rol als vader prima, deze mening is zijn psychiater ook toegedaan.
De moeder heeft iedere vorm van communicatie afgehouden en zij heeft eenzijdig besloten om de kinderen in te schrijven op haar nieuwe adres.
De vader kan zich niet verenigen met de contactregeling zoals de moeder deze ziet, de vader wil graag de huidige co-ouderschapsregeling handhaven. Voor zover het hof meent dat daarvoor geen basis is, stelt de vader zich op het standpunt dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem dient te zijn.
De vader betwist tot slot dat hij de confrontatie zou zoeken met de moeder. Hij doet dit niet en zeker niet in het bijzijn van de kinderen. Evenmin voert hij gesprekken met [minderjarige 1] over de echtscheidingsperikelen. De vader vindt de moeder een goede moeder en als zodanig spreekt hij geen kwaad over haar. Dit neemt niet weg dat de vader uitdrukkelijk meent dat het in het belang van de kinderen is om door hun beide ouders in gelijke mate te worden verzorgd en opgevoed.