De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vader heeft een andere visie op de door de moeder geschetste feiten rondom haar woonsituatie in 2014. De moeder en de kinderen hebben in die tijd op diverse plekken verbleven en dit betekende voor de kinderen veel onrust. Ook de vader wist toen niet waar de kinderen verbleven. Toen de moeder in de zomer van 2014 in verband met een crisisopname opgenomen is geweest in de psychiatrische kliniek Delta in [vestigingsplaats] , heeft de GI contact opgenomen met de vader. De vader meent verder dat een financiële noodsituatie niet aanleiding kan zijn geweest voor opname van de moeder in de psychiatrische kliniek.
De vader benadrukt dat zijn beslissing om de kinderen na een omgangsweekend in oktober 2014 niet meer terug te laten gaan naar de moeder in overleg met de GI is genomen.
Bij vonnis in kort geding van 29 december 2014 heeft de rechter bepaald dat de kinderen voor de duur van de bodemprocedure aan de vader zouden worden toevertrouwd. Dit is bevestigd in de bestreden beschikking en de vader wenst deze in stand te laten.
Ten aanzien van de eerste grief heeft de vader opgeworpen dat de kinderen bij hem rust ervaren en stabiliteit hebben gekregen. De vader zorgt voor een veilige opvoedsituatie. Met de kinderen gaat het goed op school. Op sociaal vlak doen ze het ook goed en ze beoefenen allebei een sport. Hoewel de vader fulltime werkt kan hij in overleg met zijn werkgever zijn werktijden aanpassen zodat hij beschikbaar is voor de kinderen. Verder maakt hij gebruik van vaste opvang voor de kinderen, te weten zijn ouders, zijn partner of een vaste oppas.
Gelet op de ervaring van de vader met de moeder in het verleden twijfelt de vader eraan of de moeder de door haar gestelde positieve ontwikkeling in haar leven vast zal houden. Hij meent dat zij over een langere periode dient aan te tonen dat zij in staat is om een stabiel leven te leiden, waarbij een woonadres, inkomen, oplossen van de schulden en hulp bij haar psychische problematiek is geboden. De vader is er niet van overtuigd dat de moeder in staat is om de kinderen gedurende langere tijd rust, stabiliteit en een veilige opvoedingssituatie te bieden.
De vader meent bovendien dat de kinderen wel last hebben ondervonden van de onveilige en onstabiele leefsituatie bij de moeder. In het kader van de ondertoezichtstelling is het plan opgevat om de kinderen door een onafhankelijke deskundige te laten onderzoeken op het punt van de hechting.
De vader betwist dat de moeder er tijdens de relatie met de vader alleen voor heeft gestaan in de zorg voor de kinderen. Hoewel de vader begrijpt dat de moeder haar best heeft gedaan om in de periode in 2014 voor de kinderen te zorgen was dit onvoldoende en heeft dit geleid tot een onstabiele en onduidelijke leefsituatie voor de kinderen.
De huidige situatie en de ontwikkelingen daarin zijn nog redelijk pril. Onbekend is of de moeder hulp aanvaardt voor haar psychische problematiek en of zij een oplossing heeft gezocht voor haar schulden.
Wat betreft de tweede grief van de moeder heeft de vader aangevoerd dat de huidige zorgregeling in stand dient te blijven, nu het voor de kinderen van belang is om op regelmatige basis omgang met de moeder te hebben. Indien het hof meent dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder dienen te hebben dan kan de vader subsidiair instemmen met de door de moeder voorgestelde zorgregeling.
De vader merkt op dat ook de moeder niet fulltime beschikbaar kan zijn voor de kinderen in het geval zij bij haar wonen, zij werkt in loondienst en in de onderneming van haar partner. Indien de vader de kinderen ophaalt of terugbrengt in Rotterdam is de moeder vaak afwezig omdat zij dan aan het werk is. De kinderen ondervinden er, volgens de vader, geen hinder van om te verblijven bij vaste oppassen.
Ten aanzien van de derde grief van de moeder heeft de vader aangegeven dat de rechtbank de kinderbijdrage terecht op nihil heeft gesteld nu de kinderen per 20 oktober 2014 bij hem wonen. Indien het hof oordeelt dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder dienen te hebben dan kan de vader subsidiair instemmen met de destijds tussen partijen overeengekomen kinderalimentatie met ingang van de dag dat de kinderen weer bij de vrouw zouden gaan wonen.
Tot slot kan de vader instemmen met het verzoek van de moeder om nader advies in te winnen bij de gezinsvoogden alsook eventueel bij de raad omtrent de vraag waar de kinderen hun hoofdverblijfplaats dienen te hebben.