4.1[Kachels en Openhaarden ] bestrijdt met haar grieven geen van de door de rechtbank vastgestelde feiten, zodat het hof daarvan uitgaat. Als erkend dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist staan nog enkele feiten vast. Het hof geeft hierna een opsomming van de vaststaande feiten, voor zover relvant.
a. Op 19 november 2006 heeft [geïntimeerde 1] aan [Kachels en Openhaarden ] de opdracht gegeven een binnenhaard met toebehoren te installeren in de woning waar hij samen met zijn echtgenote woont. [geïntimeerde 1] en [Kachels en Openhaarden ] zijn een totaalprijs voor de werkzaamheden overeengekomen van € 5.575,- inclusief btw. De opdrachtbevestiging (productie 1 akte overlegging producties d.d. 23 november 2011) die door [geïntimeerde 1] is ondertekend, bepaalt, voor zover van belang:
“Hierbij, bevestigen wij uw aankoop, volgens onderstaande specificatie.
Materiaal;
(…)
- Aansluitbuis Ø 180 vanaf haard naar bestaande rookkanaal
- Isolatiemateriaal.
(…)
Op alle aanbiedingen tot, en overeenkomsten inzake, door ons te verrichten leveringen en diensten zijn van toepassing de algemene leveringsvoorwaarden van het Sfeerverwarmingsgilde (SVG), door het SVG op 1 oktober 2002 vastgesteld. Zie ommezijde.”
b. Genoemde algemene leveringsvoorwaarden van het SVG (hierna: de AV, productie 1 akte rectificatie d.d. 29 februari 2012) bepalen, voor zover van belang:
“Artikel 10 Aansprakelijkheid
1. De aansprakelijkheid van de leverancier als gevolg van een toerekenbare tekortkoming is ter keuze van de leverancier beperkt tot kosteloos herstel van het betreffende gebrek, tot kosteloze vervanging (…) of tot het terugbetalen van de in verband met de betreffende prestatie ontvangen bedragen. De leverancier zal niet tot meer gehouden kunnen worden.
(…)
3. De leverancier aanvaardt – ongeacht de rechtsgrond van de vordering van wederpartij – geen aansprakelijkheid voor gevolgschade zoals – maar niet beperkt tot – vertragingsschade, schade als gevolg van schoorsteenbranden, schade aan zaken van de wederpartij en schade als gevolg van aansprakelijkheid jegens derden.
(…)
5. Op de hierboven genoemde uitsluitingen of beperkingen zal door de leverancier geen beroep kunnen worden gedaan: (…) c) indien en voor zover deze uitsluiting of beperking op grond van de regels van dwingend consumenten(koop)recht niet is toegestaan en de overeenkomst met een consument is gesloten.”
c. In april 2007 heeft [Kachels en Openhaarden ] de binnenhaard met toebehoren aangelegd in de woning waarin [geïntimeerde 1] samen met zijn echtgenote woont.
d. In september/oktober 2007 bleek de haard niet goed te trekken. [Kachels en Openhaarden ] heeft dit probleem in november 2007 verholpen.
e. [geïntimeerde 1] en zijn vrouw hebben op zondagavond 25 mei 2008 de buitenhaard en de binnenhaard aangestoken. Op maandagochtend 26 mei 2008 omstreeks 02.00 uur is brand in de woning van [geïntimeerde 1] ontdekt en is de woning van [geïntimeerde 1] vrijwel geheel afgebrand.
f. [geïntimeerde 1] is verzekerd voor brandschade bij [Schadeverzekering] .
g. [Schadeverzekering] heeft CED Forensic B.V. (hierna: CED) de opdracht gegeven technisch onderzoek te verrichten naar de oorzaak van de brand. Als technisch onderzoeker zijn van de zijde van CED bij het onderzoek betrokken geweest: de heer [technisch onderzoeker 1] en de heer [technisch onderzoeker 2] (hierna: [technisch onderzoeker 2] ). Als tactisch onderzoeker is aan de zijde van CED betrokken geweest de heer [tactisch onderzoeker CED] .
h. Het “Rapport technisch brandonderzoek” van CED van 8 mei 2009 (productie 2 akte overlegging producties d.d. 23 november 2011), opgesteld door [technisch onderzoeker 2] , vermeldt, voor zover van belang:
“(…)
2.GEHANTEERDE WERKWIJZE
De kwaliteit van het technisch brandonderzoek is in belangrijke mate afhankelijk van de mate waarin zaken worden herkend, geïdentificeerd en brandpatronen worden geanalyseerd.
Op basis van het technisch brandonderzoek is geprobeerd de plaats van het ontstaan van de brand te bepalen, teneinde de oorzaak van de brand te achterhalen. Zonder de bevindingen uit het tactisch onderzoek zou dit niet meer mogelijk zijn geweest.
(…)
3.OMSCHRIJVING
(…)
Aan de voorzijde van de woning bevond zich een buitenterras. Aan deze zijde van de woning bestond een deel van de gevel uit:
Een openhaard (terraszijde);
Een allesbrander (woonkamerzijde);
Twee metalen afvoerkanalen;
Een stenen omkokering.
(…)
5.ANALYSE/OORZAAK
Het gecontroleerd door de brandweer laten uitbranden van de woning in combinatie met het verplaatsen van de diverse brandresten tijdens de bluswerkzaamheden maakte het onmogelijk alleen op basis van technisch brandonderzoek de plaats van het ontstaan van de brand te bepalen;
Aan de hand van tactische informatie kon er gericht brandtechnisch onderzoek worden gedaan;
Tactisch werd er namelijk vermoed, dat één van de beide afvoerkanalen in de woning de brand zou hebben ingeleid.
Uit de brandresten zijn delen van beide afvoerkanalen teruggevonden. Opvallend was, dat één van de afvoerkanalen gedeeltelijk enkelwandig en flexibel is uitgevoerd;
Aan de hand van de foto’s, die voor de brand zijn gemaakt (zie foto’s 3 t/m 6) bleek, dat de enkelwandige flexibele uitvoering deel heeft uitgemaakt van het afvoerkanaal van de allesbrander.
Achter de flexibele voering is isolatiemateriaal met een papieren cachering aangebracht. Dit is in strijd met de voorschriften (o.a NEN 6062). De ruimte rondom de flexibele voering mag alleen van brandvrij (plaat)materiaal zijn gemaakt, wat bij verzekerdeniethet geval is geweest.
6.CONCLUSIE
Gelet op het vorenstaande, daarbij gebruikmakend van de tactische informatie verwerkt in de rapportage van expert [tactisch onderzoeker CED] (…), maakt het zéér wel mogelijk, dat de brand is ontstaan:
door warmteoverdracht van de flexibele metalen voering naar de papieren cachering van het isolatiemateriaal;
of door pyrolyse(noot hof: afbraak door verhitting)
van de papieren cachering van het isolatiemateriaal. (…).”
i. Het (tactisch) rapport toedrachtonderzoek naar de toedracht van de brand van de heer [tactisch onderzoeker CED] (productie 3 akte overlegging producties d.d. 23 november 2011), vermeldt, voor zover van belang:
“(…)
Verklaringen:
Verzekerde
(…)
Nadat omstreeks 22.30 uur alle gasten waren verdwenen zijn mijn echtgenote en ik omstreeks 23.30 uur naar bed gegaan. (…)
U vraagt mij wat wij met het al dan niet brandende vuur van beide haarden hebben gedaan? Ik verklaar u hierop dat ik de buitenhaard met een tuinslang heb geblust. De binnenhaard liet ik (uit)branden. Deze was dus nog aan toen wij naar bed gingen. Ik kan mij niet herinneren of de luchttoevoerschuifjes van de haard dicht of open waren.
U vraagt mij hoe en wanneer ik of mijn vrouw als eerste bemerkten dat er brand was? Ik vertel u hierop dat mijn echtgenote omstreeks 02.00 uur wakker werd. Zij keek via het raam naar buiten en zag een vreemde mistwolk afkomstig (vanaf haar positie gezien) van links. Aan de linkerzijde bevonden zich de haarden van onze woning. (…)
(…)
Aanvullend verklaar ik u dat wij in de maand september of oktober 2007 rook uit het plafond nabij de binnenhaard zagen komen. Dit op het moment dat ik probeerde de haard aan te maken. Dit lukte niet goed omdat de haard nauwelijks zuurstof kreeg en niet trok. Hierop ben ik bij [Kachels en Openhaarden ] gaan klagen. Uiteindelijk werd door hen in de maand november 2007 (…) het euvel verholpen. Volgens mij was de rookafvoerpijp van de roestvrijstalen rookgasafvoer op het dak los gaan zitten.
(…)
Getuige 3 De heer [getuige 1]
(…)
Ik ben werkzaam als schade-expert bij het expertisebureau [expertisebureau] te [vestigingsplaats] . Gelet op mijn functie ben ik tevens werkzaam als salvagecoördinator. (…)
Op maandag 26 mei 2008 om 06.00 uur kreeg ik opdracht om naar de onderhavige brand te gaan alwaar ik om 06.30 uur arriveerde.
U vraagt mij te beschrijven wat ik toen aantrof? Ik verklaar u hierop dat toen ik daar aankwam de brandweer nog met bluswerkzaamheden bezig was. Het vuur aan de westzijde (daar waar de haarden waren gesitueerd) was geblust. Aan de hand van brandbeeld maakte ik op dat daar de brand moest zijn begonnen. De inbrandingen op de aanwezige bouwmaterialen, het metselwerk aan de binnenzijde, waren daar ook het felst.
(…)
Naar aanleiding van mijn inzet heb ik een rapport opgemaakt. Een kopie van het rapport heeft u in uw dossier zitten. Op de vraag wat de vermoedelijke oorzaak van de brand was heb ik het volgende geschreven: pyrolysche(noot hof: pyrolyse)
van rookkanaal open haard woonkamer. U vraagt mij waarop ik deze oorzaak baseerde?
Ik verklaar u hierop dat ik vaker soortgelijke branden heb gezien. (…) Samen met de bevelvoerder van de brandweer heb ik de situatie waargenomen op het moment dat de muren niet waren omgegooid. Ik zag dat de rookgasafvoer, het betrof een flexibele pijp, van de binnenhaard enkel wandig was, aan de bovenzijde van pijp zag ik dat er nog een hoed op zat, deze was van RVS materiaal. De pijp hing gebogen voorover en zat niet vast aan het dakschot, daar dit was weggebrand. Ik zag ook dat de pijp aan de bovenzijde niet in een gemetseld kanaal was gevat. Verder nam ik ook geen voorzieningen waar die duiden op een zogenoemde buitenpijp. Ik kan dan ook niet anders concluderen dan dat de flexibele pijp direct door het dakbeschot moet zijn doorgevoerd. Op grond hiervan ben ik van mening dat door de hitte van de haard de dakdoorvoer pyrofoor(noot hof: het verdwijnen van vocht uit een materiaal, waardoor dit materiaal steeds brandbaarder wordt, aldus de in het proces-verbaal van comparitie na antwoord opgenomen verklaring van mr. Arnold)
is geworden en dat daardoor de brand werd ingeleid.
(…)
Getuige 4 De heer [getuige 2]
(…)
U stelt mij een aantal vragen naar aanleiding van de brand in de nacht van 25 op 26 mei 2008 in en aan de woning van onze overburen de familie [geïntimeerde 1] .
(…)
Ik zag (…) uitslaande vlammen links naast de voordeur. Ik meen dat daar de woonkamer was gevestigd.
(…)
Getuige 5 De heer [getuige 3]
(…)
Ik zag dat het voornamelijk brandde links naast de voordeur aan de lage zijde van het dak.
(…)
Getuige 6 De heer [getuige 4]
(…)
Ik ben werkzaam als vrijwilliger bij de brandweer in [vestigingsplaats] . Mijn functie is bevelvoerder en officier van dienst. Ik ben sinds 1986 vrijwilliger bij de brandweer. Ik heb ongeveer 9 jaar opleidingen gevolgd – waaronder bij de brandweeracademie – om tot mijn huidige functie, adjunct brandmeester te komen. (…).
U vraagt mij te beschrijven wat ik (…) aantrof? Ik verklaar u hierop dat ik een uitslaande woningbrand zag. De vlammen zaten in het begin aan de lage zijde van de woning, dit over de volle breedte van de woonkamer.
(…)
U vraagt mij om het brandbeeld te beschrijven? Ik vertel u hierop dat volgens mij de brand aan de lage zijde van de woonkamer moet zijn ontstaan. Immers daar waren de vlammen het felst.
(…)
Ik beperk mij tot de volgende feiten;
Toen wij aankwamen waren de vlammen het felst aan de lage zijde van de woonkamer, dit over de volle breedte.
De vlammen kwamen al door het dak heen.
Omdat wij de hond van de familie [geïntimeerde 1] levend aantroffen(toevoeging hof: in de keuken)
en hij zoals ik van u hoorde vrijelijk toegang tot de hele woning had moet de brand hoog en boven het plafond zijn ontstaan. Ik kom tot deze uitspraak omdat indien de brand laag zou zijn begonnen de woonkamer en keuken gevuld moest zijn met rookgassen. De hond zou dit niet hebben overleefd. Zeker mede ook de door de brand gebruikte zuurstof.
U vraagt mij of ik de constructie van de binnenhaard heb gezien? Verder wilt u van mij weten of deze aan de brandveiligheidsnormen voldeed? Ik vertel u hierop dat ik de constructie heb gezien. In mijn beleving was die onvoldoende. Ik zag dat houten constructiedelen van de woning - onder andere gordingen - rechtstreeks werden aangestraald door de enkelwandige afvoerpijp.(…)”
j. Een expertiserapport van 16 september 2008 (productie 4A akte overlegging producties d.d. 23 november 2011) vermeldt dat de schade aan de inboedel van [geïntimeerde 1] € 222.316,72 bedraagt. Een expertiserapport van 14 mei 2009 (productie 4B akte overlegging producties d.d. 23 november 2011), vermeldt dat de schade aan de opstal van [geïntimeerde 1] naar herbouwwaarde € 604.263,- bedraagt.
k. [Schadeverzekering] heeft op diverse data een bedrag van in totaal € 741.155,92 aan [geïntimeerde 1] uitgekeerd. [Schadeverzekering] heeft ter zake de schade aan de inboedel jegens [geïntimeerde 1] een beroep op onderverzekering gedaan en heeft om die reden een bedrag van € 85.423,80 van het schadebedrag van € 222.316,72 niet aan [geïntimeerde 1] uitgekeerd.