Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 oktober 2015;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 4 februari 2016.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de minderjarige [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De moeder, die het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent, is het niet eens met de beslissing om de minderjarige bij de vader te plaatsen. De vader heeft financiële problemen en geen vaste woonplaats, wat de moeder aanvoert als redenen waarom de uithuisplaatsing niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming pleiten voor bekrachtiging van de beschikking, waarbij zij stellen dat de situatie bij de vader inmiddels is verbeterd en dat [minderjarige] het goed doet op school. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, en na beoordeling van de situatie concludeert het hof dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.