3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwiste feiten.
3.1.1.[appellant] heeft in 1998 een kavel grond gekocht en in eigendom verkregen in het bouwplan Dudenrode te [plaats] .
3.1.2.[appellant] heeft op deze kavel een vrijstaande woning laten bouwen, welke woning thans [adres] te [plaats] als adres heeft. De woning is in 2000 opgeleverd en in gebruik genomen door [appellant] .
3.1.3.[appellant] heeft op of omstreeks 17 december 1999 aan Technisch Buro [technisch bureau] , dat destijds zijn installatiebedrijf voerde in de vorm van een vennootschap onder firma met geïntimeerden als vennoten, een opdracht verstrekt tot het uitvoeren installatiewerkzaamheden betreffende gas, water, riolering, centrale verwarming, mechanische ventilatie, zinkwerk en elektro, een en ander conform de offerte van 26 maart 1999, in de nieuwbouwwoning van [appellant] voor een aanneemsom van f. 35.220,- exclusief BTW. Voormelde overeenkomst van opdracht is namens het Technisch Buro [technisch bureau] ondertekend door [geïntimeerde 1] .
3.1.4.Tot de uit te voeren werkzaamheden behoorde het door [geïntimeerden] aanbrengen van een vloerverwarming op de begane grond van het pand van [appellant] . De bedoelde vloerverwarming is in juli 2000 aangelegd.
3.1.5.[geïntimeerden] heeft het slangenpakket van de vloerverwarming aangelegd en heeft daaronder isolatieplaten aangebracht van het type Quickroll 25-2, welke afkomstig waren van zijn leverancier [leverancier] te [vestigingsplaats] .
3.1.6.Op de vloerverwarming is door (een) ander(en) dan [geïntimeerden] een zwevende afdekvloer aangebracht, waarop keramische vloertegels zijn bevestigd.
3.1.7.In 2010 constateerde [appellant] ernstige scheurvorming in de tegelvloer op de begane grond van zijn woning. Naar aanleiding daarvan heeft hij een expert, de heer ir. [deskundige] , een onderzoek laten uitvoeren naar de oorzaak van de scheurvorming. De conclusie van de deskundige was dat de schade aan de vloer wordt veroorzaakt door inklinking van de vloerisolatie en dat isolatieplaten zijn gebruikt met een voor de beoogde bovenvloer te geringe belastingsterkte. Ten gevolge daarvan is het isolatiemateriaal gaan inklinken, wat scheurvorming van de dek- en tegelvloer tot gevolg heeft gehad.
3.1.8.De vennootschap onder firma Technisch Buro [technisch bureau] is met ingang van 1 oktober 2010 ontbonden. Op 29 oktober 2010 is Technisch Buro [technisch bureau] B.V. opgericht.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] veroordeling tot betaling door [geïntimeerden] van € 31.889,66 ten titel van schadevergoeding, tot betaling van € 1.190,- aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] tekort is geschoten in de nakoming van de met hem gesloten overeenkomst van opdracht tot het aanbrengen van een vloerverwarming in de woning van [appellant] . [appellant] voert hiertoe aan dat [geïntimeerden] isolatieplaten met een voor de beoogde bovenvloer te geringe belastingsterkte heeft gebruikt ten gevolge waarvan het isolatiemateriaal is gaan inklinken wat scheurvorming van de dek- en tegelvloer tot gevolg heeft gehad.
3.2.3.[geïntimeerden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.1.In het tussenvonnis van 9 november 2011 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.3.2.In het tussenvonnis van 29 februari 2012 heeft de rechtbank [appellant] toegelaten te bewijzen dat hij [geïntimeerden] een aantal malen heeft gewezen op de hoogte van de kozijnen en [geïntimeerden] in dat verband heeft gevraagd of dat in orde was en dat [geïntimeerden] daarop heeft geantwoord dat het pakket van de vloerverwarming wel dikker zou worden, zonder te wijzen op het risico van de verhoogde drukbelasting op het isolatiemateriaal.
3.3.3.In het tussenvonnis van 19 juni 2013 heeft de rechtbank [appellant] niet in de bewijslevering geslaagd geacht en de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door [appellant] over de procesvertegenwoordiging aan de zijde van [geïntimeerden] .
3.3.4.In het tussenvonnis van 22 januari 2014 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Had een redelijk handelend en bekwaam installateur van vloerverwarmingen ook zonder expliciete mededeling van [appellant] over de dikte van de opbouwvloer eigener beweging moeten onderzoeken welke vloerdikte zou worden aangebracht, danwel had hij dat moeten afleiden aan de hand van de al geplaatste kozijnen? Wilt u in dit kader ook aandacht besteden aan de vraag of de huidige dikte van de vloer (16 cm, inclusief afwerkvloer, waaronder de tegelvloer) gebruikelijk is of een uitzondering?
2. Had [geïntimeerden] moeten wijzen op de maximaal toegestane dikte van de afwerkvloer, uitgaande van de gebruikte isolatieplaten?
3. Op welk bedrag schat u de kosten van herstel van de vloer? Acht u het gevorderde bedrag van € 31.889,66 incl. BTW reëel?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
In dit tussenvonnis heeft de rechtbank B.B. Lie, verbonden aan [consultancy en advies] Consultancy en Advies te [vestigingsplaats] als deskundige benoemd.
3.3.5.In het eindvonnis van 24 september 2014 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat gelet op de inhoud van het deskundigenrapport niet is gebleken dat [geïntimeerden] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door geen zelfstandig onderzoek te doen naar de te realiseren vloerdikte.