ECLI:NL:GHSHE:2016:857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
200.152.254_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag tot afgifte mogelijk op voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag rust?

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of conservatoir beslag tot afgifte mogelijk is op voorwerpen waarop reeds strafrechtelijk beslag rust. De zaak betreft een geschil tussen Euregio Recycling B.V. en Rental Equipment B.V. en een andere partij, die gezamenlijk als Rental c.s. worden aangeduid. Rental c.s. hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen Euregio, waarbij zij onder andere vroegen om te verklaren dat zij eigenaar zijn van bepaalde rijplaten die in beslag zijn genomen door de politie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de rijplaten in beslag zijn genomen op 10 april 2012 en dat er een overeenkomst van bewaring is gesloten tussen het Openbaar Ministerie en een directeur van Euregio. Rental c.s. hebben vervolgens conservatoir beslag gelegd op de rijplaten, wat door Euregio werd betwist. Het hof oordeelde dat de voorwaardelijke toewijzing van de vordering tot afgifte van de rijplaten niet in strijd is met het strafrechtelijke systeem, mits het strafrechtelijke beslag wordt opgeheven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij Euregio in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid van conservatoir beslag in situaties waar strafrechtelijk beslag rust, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.152.254/01
arrest van 8 maart 2016
in de zaak van
Euregio Recycling B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Euregio,
advocaat: mr. M.A.C. Geurts te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.Rental Equipment B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[materieel] Materieel B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als Rental c.s. en afzonderlijk als Rental en [materieel] ,
advocaat: mr. R.H.M. Wagemans te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 juli 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 30 april 2014, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen Euregio als gedaagde en Rental c.s. als eiseressen.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/184620/HA ZA 13-381)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Rental en [materieel] voeren ieder een onderneming die zich bezig houdt met het verhuren van stalen rijplaten. In maart en april 2012 hebben Rental en [materieel] bij de politie aangifte gedaan van diefstal van tientallen rijplaten.
b) Euregio voert een onderneming in (onder meer) metaalrecycling. Euregio heeft in 2012 verschillende rijplaten gekocht van een zekere [verkoper] of een vennootschap onder firma waarvan [verkoper die vennoot is van VOF] vennoot is. Die rijplaten zijn afgeleverd op het terrein dat door Euregio bij haar bedrijfsuitoefening wordt gebruikt.
c) Op 10 april 2012 zijn onder [een directeur van Euregio] (hierna: [een directeur van Euregio] ), een directeur van Euregio, door de politie (in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de onder a) vermelde diefstallen) op de voet van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) rijplaten in beslag genomen die zich bevonden op het terrein van Euregio. De in beslag genomen rijplaten zijn in bewaring gegeven aan [een directeur van Euregio] . Daartoe is een overeenkomst van bewaring tussen het Openbaar Ministerie en [een directeur van Euregio] gesloten.
d) Naar aanleiding van het strafrechtelijk beslag op de rijplaten hebben [verkoper] VOF, [een directeur van Euregio] , Rental en [materieel] bij de rechtbank een klaagschrift op grond van artikel 552a Sv ingediend. Bij beschikkingen van 27 november 2012 is [verkoper] VOF niet-ontvankelijk verklaard, is het klaagschrift van [een directeur van Euregio] ongegrond verklaard en zijn de klaagschriften van Rental c.s. gegrond verklaard. Voorts is de teruggave aan Rental en [materieel] gelast van respectievelijk 94 en 30 rijplaten.
e) [verkoper] VOF en [een directeur van Euregio] hebben tegen de beschikkingen van de rechtbank op respectievelijk 29 en 30 november 2012 beroep in cassatie ingesteld. In de onderhavige procedure is geen melding gemaakt van een beslissing van de Hoge Raad op dat beroep.
f) Tot en met 10 september 2013 hebben de strafrechtelijk in beslag genomen rijplaten op het terrein van Euregio gelegen. Na daartoe verkregen verlof van de Voorzieningenrechter hebben Rental en [materieel] op 11 september 2013 ten laste van Euregio conservatoir beslag tot afgifte doen leggen op 124 rijplaten. De rijplaten zijn op vrachtauto’s geladen en vervoerd naar de door de Voorzieningenrechter benoemde sequester, [sequester] (hierna: [sequester] ) te [plaats] .
3.2.
Rental c.s. hebben Euregio voor de rechtbank doen dagvaarden en gevorderd:
1) te verklaren voor recht dat Rental c.s. eigenaar zijn van de, kort gezegd, aan [sequester] in gerechtelijke bewaring gegeven rijplaten;
2) te bepalen dat Euregio zal gehengen en gedogen dat [sequester] de rijplaten aan Rental c.s. zal afgeven (93 stuks aan Rental en 31 stuks aan [materieel] );
3) Euregio in de proceskosten te veroordelen, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2.1.
Euregio heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep
vordering 1toegewezen.
Vordering 2wees de rechtbank voorwaardelijk toe, te weten onder de voorwaarde dat het op de rijplaten gelegde strafrechtelijke beslag is opgeheven.
Vordering 3wees de rechtbank, wat de beslagkosten betreft, toe. Wat betreft de kosten verbonden aan de gerechtelijke bewaring wees de rechtbank deze vordering af.
3.4.
Geen grieven zijn gericht tegen de toewijzing van
vordering 1en de afwijzing van
vordering 3, voor zover betrekking hebbende op de kosten van gerechtelijke bewaring. Deze vorderingen vormen daarom geen onderdeel van het debat in hoger beroep. Het hof dient er van uit te gaan dat Rental c.s., zoals zij in de procedure tegen Euregio stellen, eigenaar van de rijplaten zijn.
3.5.
Met grief I betoogt Euregio dat de rechtbank ten onrechte vordering 2 (voorwaardelijk) heeft toegewezen. Euregio stelt in de toelichting op de grief allereerst dat het afdwingen van afgifte van de rijplaten via de burgerlijke rechter terwijl op die rijplaten een strafrechtelijk beslag rust, onverenigbaar met het wettelijk systeem en daarom onmogelijk is. Een beslissing over teruggave van strafrechtelijk in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen is volgens Euregio voorbehouden aan de strafrechter.
3.5.1.
Naar het oordeel van het hof miskent Euregio met de grief dat de voorwaardelijke toewijzing van de vordering (te weten onder de voorwaarde dat het strafrechtelijke beslag is opgeheven) op geen enkele wijze het (strafrechtelijke) systeem doorkruist. Euregio stelt ook niets waaruit een dergelijke doorkruising ten gevolge van die voorwaardelijke toewijzing zou (kunnen) volgen. De door Rental c.s. onvoorwaardelijk ingestelde vordering tot het gehengen en gedogen door Euregio van afgifte van de rijplaten (ondanks het daarop rustende strafrechtelijke beslag) is door de rechtbank niet toegewezen. Pas wanneer het belang van de strafvordering zich niet langer tegen teruggave van de door de politie in beslag genomen rijplaten verzet, en derhalve het strafrechtelijke beslag wordt opgeheven, dient Euregio zich, op grond van de voorwaardelijke toewijzing van de vordering, teruggave aan Rental c.s. te laten welgevallen. Het standpunt van Euregio dat aan de eigenaren van de rijplaten, Rental c.s., geen verlof kan worden verleend om conservatoir beslag tot afgifte te leggen op voorwerpen waarop reeds een strafrechtelijk beslag ex artikel 94 Sv rust, zodat een dergelijk conservatoir beslag vexatoir is, is in dit licht niet (voldoende) onderbouwd en vindt bovendien geen steun in het recht.
3.5.2.
Dat Euregio steeds, zoals zij in de dagvaarding in hoger beroep sub 20 betoogt, het strafrechtelijke beslag heeft gerespecteerd maakt voormeld oordeel van het hof niet anders. Voldoende grond voor (voorwaardelijke) toewijzing van de vordering is voorts dat uitgangspunt in dit geding is dat Rental c.s. eigenaren zijn van de rijplaten, die zich op het terrein van Euregio bevonden, en dat vast staat dat onduidelijkheid bestaat c.q. heeft bestaan bij [een directeur van Euregio] , directeur van Euregio, [verkoper] en Rental c.s. over de eigendomsvraag.
3.5.3.
Grief I faalt.
3.6.
Met grief II betoogt Euregio dat zij ten onrechte door de rechtbank in de kosten van het conservatoire beslag is veroordeeld. Euregio stelt allereerst dat een conservatoir beslag tot afgifte van voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag rust niet mogelijk is omdat in een dergelijk geval geen
“hoofdzaak”als bedoeld in artikel 700 lid Rv. denkbaar is. Om die reden is, aldus Euregio, het beslag vexatoir en biedt artikel 706 Rv geen grondslag voor een veroordeling in de beslagkosten. Verder hebben Rental c.s. volgens Euregio geen rechtens te respecteren belang bij het leggen van het beslag omdat de rijplaten na het strafrechtelijke beslag door partijen gezamenlijk waren geteld en apart gelegd, en [een directeur van Euregio] als bewaarder was aangesteld.
3.6.1.
Het hof overweegt dat de kosten van een beslag op grond van artikel 706 Rv kunnen worden teruggevorderd van de beslagene tenzij dat beslag nietig, onnodig of onrechtmatig is. Het hof begrijpt het beroep van Euregio op het vexatoire karakter van het beslag wegens het ontbreken van een hoofdzaak, als een beroep op onrechtmatigheid daarvan als bedoeld in artikel 706 Rv.
Hieromtrent wordt overwogen dat een hoofdzaak als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv een zaak is waarin de gegrondheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht getoetst wordt. In het onderhavige geval betreft die toetsing het door Rental c.s. ingeroepen eigendomsrecht met betrekking tot de rijplaten. Nu geen grief gericht is tegen de toewijzing van de verklaring voor recht dat Rental c.s. eigenaar zijn van de beslagen rijplaten staat tussen partijen de gegrondheid van het door Rental c.s. ingeroepen recht vast. Rental c.s. hebben derhalve recht op afgifte van de rijplaten, zij het dat het belang van de strafvordering die afgifte vooralsnog blokkeert, nu de Hoge Raad, naar moet worden aangenomen, nog niet beslist heeft op de onder 3.1.e genoemde cassatieberoepen. Het beslag is dus niet onrechtmatig wegens het ontbreken van een hoofdzaak in de zin van artikel 706 Rv.
3.6.2.
Uit de onder 3.6. weergegeven stellingen van Euregio over het ontbreken van belang bij Rental c.s. leidt het hof voorts af dat Euregio van mening is dat het conservatoir beslag onnodig was, zodat ook om die reden geen veroordeling van Euregio in de beslagkosten mogelijk is.
3.6.3.
Ook in zoverre volgt het hof het standpunt van Euregio niet. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat Rental c.s. slechts beperkte invloed op de duur en de afhandeling van het strafrechtelijke beslag kunnen uitoefenen. Euregio stelt ook niet om welke reden zij het niet eens is met dit oordeel van de rechtbank. Daarom hadden Rental c.s. belang bij verzekering van hun (eigendoms)recht door een conservatoir beslag tot afgifte. Dat de rijplaten door partijen (het hof neemt aan dat bedoeld is Rental c.s. en [een directeur van Euregio] ) gezamenlijk zijn geteld en apart gelegd doet hieraan niet af. Het hof voegt aan het voorgaande nog toe dat [een directeur van Euregio] , een directeur van Euregio, blijkens de beslissing op het door hem ingediende klaagschrift (productie 7 bij de inleidende dagvaarding, bladzijde 3) in raadkamer van de rechtbank heeft betoogd dat de rijplaten eigendom van [verkoper] VOF zijn. Er bestond dus een geschil over de eigendom van de rijplaten en het feit dat [een directeur van Euregio] als bewaarder van de rijplaten was aangesteld ontneemt daarom aan Rental c.s. niet hun belang bij verzekering van hun recht door het leggen van conservatoir beslag. Hierbij betrekt het hof ook het feit dat Euregio noch [een directeur van Euregio] ooit het eigendomsrecht van Rental c.s. hebben erkend.
3.6.4.
Dat Euregio bij de aanschaf van de rijplaten, zoals zij betoogt, te goeder trouw zou zijn geweest leidt niet tot een andere beslissing. Goede trouw van de beslagene speelt immers bij de beoordeling op grond van artikel 706 Rv geen rol.
3.6.5.
Ook grief II faalt in al zijn onderdelen.
3.7.
Met grief III stelt Euregio de proceskostenveroordeling van de rechtbank aan de orde. Euregio betoogt dat zij in eerste aanleg niet de grotendeels in het ongelijk gestelde partij was, omdat de vordering van Rental c.s. tot betaling van de kosten van gerechtelijke betaling door de rechtbank is afgewezen.
3.7.1.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat ondanks de hiervoor genoemde afwijzing van een deel van de vordering van Rental c.s. Euregio als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt. De vorderingen 1, 2 (voorwaardelijk) en 3 (deels) van Rental c.s. zijn immers door de rechtbank toegewezen.
3.7.3.
Voor het overige heeft de grief geen zelfstandig belang.
3.8.
Euregio heeft geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden. Het hof passeert daarom het bewijsaanbod van Euregio.
3.9.
De slotsom luidt dat alle grieven falen en dat het vonnis waarvan beroep bekrachtigd zal worden. Euregio is de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de kosten van het beroep worden veroordeeld.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Euregio in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Rental c.s. op € 704,--aan verschotten en op € 894,-- aan salaris advocaat;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.W.T. Vriezen, J.C.J. van Craaikamp en G.A.M. Peper en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 maart 2016.
griffier rolraadsheer