In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin haar verzoek om partner- en kinderalimentatie werd afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.W. Jongenelen, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en de man te veroordelen tot het betalen van een bijdrage in de kosten van opvoeding van hun minderjarige kind en in haar levensonderhoud. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Corbeij-Beukers, heeft geen verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2016 zijn beide partijen gehoord.
Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking van de rechtbank en de omstandigheden van de man, die in voorlopige hechtenis heeft gezeten en zijn horecaonderneming heeft moeten sluiten. Het hof heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn huidige dienstverband, beperkte draagkracht heeft. De vrouw heeft betoogd dat de man mogelijk inkomsten uit criminele activiteiten heeft, maar het hof heeft deze stelling niet gevolgd, omdat deze niet onderbouwd was.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man een minimale onderhoudsbijdrage van € 25,- per maand voor de kosten van de minderjarige zal betalen, met ingang van 12 januari 2016. De overige verzoeken van de vrouw zijn afgewezen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.