In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De vader, wonende in Duitsland, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 april 2015 aangevochten, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en het gezag aan de moeder werd toegewezen. De vader betwist dat de gronden voor beëindiging van het gezamenlijk gezag zijn voldaan en stelt dat hij constructief heeft geprobeerd te communiceren met de moeder over de hulpverlening voor de kinderen. De moeder daarentegen stelt dat de vader onvoldoende meewerkt en dat de communicatie tussen hen problematisch is, wat in het belang van de kinderen een eenhoofdig gezag noodzakelijk maakt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2015 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de GI. Het hof heeft vastgesteld dat er al jarenlang sprake is van een problematische situatie tussen de ouders, die niet in staat zijn om op een goede manier met elkaar te communiceren. De vader heeft echter aangegeven dat hij achter de hulpverlening staat en bereid is om de moeder een coördinerende rol te laten vervullen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank in eerste aanleg op basis van onjuiste informatie heeft geoordeeld en dat er geen bewijs is dat de vader het nemen van beslissingen over de kinderen in de weg heeft gestaan. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.