In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 22 juli 2015. De tenlastelegging is in hoger beroep gewijzigd, waarbij medeplichtigheid aan diefstal is toegevoegd. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en reclasseringstoezicht. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de diefstal in vereniging en refereerde zich aan het oordeel van het hof met betrekking tot de medeplichtigheid.
Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat zij had meegepleegd aan de diefstal, omdat er geen bewijs was van een voorafgaande afspraak of onderlinge verdeling van de buit. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof achtte de medeplichtigheid aan de diefstal wel bewezen. De verdachte had op 8 juli 2015 in Eindhoven de medeverdachte geholpen door het zicht op haar af te schermen terwijl deze een telefoonhoesje uit de verpakking nam. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal.
Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar eerdere veroordelingen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk, zonder reclasseringstoezicht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde de medeplichtigheid aan diefstal bewezen.