In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige na de echtscheiding van de ouders. De moeder, appellante in principaal appel, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 20 maart 2015, te vernietigen en te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar zal zijn. De vader, verweerder in principaal appel, heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt om een wijziging van de zorgregeling. De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige bij de vader woont en dat de zorg- en opvoedingstaken gelijk verdeeld zijn tussen beide ouders.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om over de verzorging en opvoeding van de minderjarige te communiceren. De moeder heeft diverse argumenten aangevoerd voor een wijziging van het hoofdverblijf, waaronder zorgen over de veiligheid van de minderjarige bij de vader. De vader heeft deze zorgen betwist en stelt dat hij aan zijn zorgplicht voldoet.
Het hof heeft geconcludeerd dat een wijziging van het hoofdverblijf in het belang van de minderjarige niet wenselijk is, omdat de huidige regeling in stand kan blijven en de ouders zich moeten inzetten voor een betere communicatie. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen.