ECLI:NL:GHSHE:2016:655

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
200.175.106_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in hoger beroep kort geding met betrekking tot eigendom Tilburgse winkelvastgoed

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst in een hoger beroep kort geding. De eiseres in het incident, Wereldhave Nederland B.V., heeft gevorderd om als tussenkomende partij te worden toegelaten in de hoofdprocedure tussen Royalton Square B.V. en de gemeente Tilburg. Wereldhave stelt dat zij op 26 augustus 2015 de eigendom van het Tilburgse winkelvastgoed van een derde partij heeft verworven, en dat zij hierdoor belang heeft bij de uitkomst van de hoofdprocedure. De gemeente en Warenhuis, de geïntimeerden in de hoofdzaak, hebben betwist dat Wereldhave een eigen vordering wenst in te stellen en hebben verzocht om niet-ontvankelijkheid van de primaire vordering van Wereldhave.

Het hof heeft vastgesteld dat Wereldhave voldoende belang heeft bij de tussenkomst, omdat de uitspraak in de hoofdzaak nadelige gevolgen voor haar kan hebben. Het hof heeft de vordering tot tussenkomst toegewezen en Wereldhave als tussenkomende partij toegelaten in de hoofdzaak. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad partijen op 8 maart 2016, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Deze uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.175.106/01
arrest van 23 februari 2016
gewezen in het incident ex artikel 217 Rv in de zaak van
Wereldhave Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in het incident ex artikel 217 Rv,
hierna te noemen: Wereldhave,
advocaat: mr. A. Kamphuis te Amsterdam,
in het geding tussen:

1.Royalton Square B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

2.
Royalton Hill B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3.
[Management Nederland] Management Nederland B.V.gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
appellanten in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
hierna tezamen te noemen: Royalton c.s.,
appellanten sub 1 en 2 hierna te noemen: Royalton,
appellante sub 3 hierna te noemen: [appellante 3] ,
advocaat: mr. A. Kamphuis te Amsterdam,
tegen

1.Gemeente Tilburg,

gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. G.J. van Midden te ’s-Gravenhage,
2.
Warenhuis [vestigingsplaats 3] C.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
hierna te noemen: Warenhuis,
advocaat: mr. M. Straatman te Rotterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
geïntimeerden hierna tezamen te noemen: de gemeente c.s.
op het bij exploten van dagvaarding van 7 en 10 augustus 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van 17 juli 2015, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda gewezen tussen Royalton c.s. als eiseressen, de gemeente als gedaagde en Warenhuis als gevoegde partij aan de zijde van de gemeente.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/02/300812/KG ZA 15-367)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties van de gemeente;
  • de memorie van antwoord met producties van Warenhuis;
  • de memorie in het incident van Wereldhave;
  • de antwoordmemorie in het incident van de gemeente;
  • de antwoordmemorie in het incident van Warenhuis;
  • de incidentele memorie van antwoord in het incident van Wereldhave.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Wereldhave heeft in haar incident gevorderd haar in het geding tussen Royalton c.s. en de gemeente c.s. primair toe te laten als tussenkomende partij en subsidiair als gevoegde partij aan de zijde van Royalton c.s. Zij voert hiertoe onder meer aan dat zij op 26 augustus 2015 de eigendom van het Tilburgse winkelvastgoed van [appellante 3] heeft verworven. Het materiële belang bij de door [appellante 3] gevorderde voorzieningen in kort geding berust sinds 26 augustus 2015 bij Wereldhave. Om deze reden heeft zij dan ook recht en belang om krachtens artikel 217 Rv tussen te komen in de hoofdprocedure dan wel aan de zijde van Royalton te voegen, aldus Wereldhave.
Met betrekking tot de voeging stelt Wereldhave dat indien de uitkomst in hoger beroep ongunstig zou zijn voor Royalton en de (voorgenomen) steunmaatregelen van de gemeente aan Warenhuis ten uitvoer worden gelegd, daardoor ook de rechtspositie van Wereldhave nadelig wordt beïnvloed.
3.2.
De gemeente en Warenhuis stellen met betrekking tot de vordering tot tussenkomst dat Wereldhave niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de primaire vordering dan wel dat deze vordering moet worden afgewezen.
Met betrekking tot de vordering tot voeging refereren de gemeente en Warenhuis zich aan het oordeel van het hof.
3.3.
Het hof stelt eerst het volgende voorop.
Uit de rolkaart van deze zaak blijkt dat, nadat de gemeente en Warenhuis op de rol van 10 november 2015 een antwoordmemorie in het incident hadden genomen, mr. Kamphuis op de rol van 24 november 2015 namens Wereldhave een antwoordmemorie in het incident heeft genomen. Op die rol stond de zaak echter voor “Incident antwoordconclusie appellant”. Buiten het feit dat Wereldhave geen memorie meer mocht nemen, was zij ook niet aan de beurt om een proceshandeling te verrichten. Het hof zal dan ook de genomen memorie alsnog weigeren.
Nu mr. Kamphuis op de rol van 24 november 2015 geen antwoordconclusie in het incident namens Royalton c.s. heeft genomen, gaat het hof ervan uit dat Royalton c.s. zich refereren aan het oordeel van het hof.
3.4.
Vooropgesteld wordt dat de vordering tot tussenkomst dan wel voeging, gelet op de artikelen 353 lid 1 juncto 217 en 218 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), tijdig is ingesteld.
Het hof zal eerst de vordering tot tussenkomst beoordelen.
Een partij kan op de voet van art. 217 Rv in een aanhangig geding vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel in te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
3.5.
Wereldhave stelt dat zij zich alle stellingen en vorderingen eigen maakt die zijn ingebracht in kort geding namens [appellante 3] en in hoger beroep namens Royalton. Wereldhave wenst te bewerkstelligen dat zij komt in de positie die [appellante 3] zou hebben gehad indien de eigendom van het Tilburgse winkelvastgoed niet op Wereldhave zou zijn overgegaan.
De gemeente c.s. stellen dat hieruit niet blijkt dat Wereldhave een eigen vordering wenst in te stellen, waardoor de vordering tot tussenkomst niet kan worden toegewezen.
3.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat Wereldhave op 26 augustus 2015 de eigendom van het Tilburgse winkelvastgoed van [appellante 3] heeft verworven. Anders dan de gemeente c.s. is het hof van oordeel dat uit de stellingen van Wereldhave wel volgt dat zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen de gemeente c.s. Zij wenst immers als rechtsopvolger onder bijzondere titel dezelfde positie in te nemen die [appellante 3] , als voormalige eigenaar van het Tilburgse winkelvastgoed in eerste aanleg had. Dat zij hierbij dezelfde vorderingen in wil stellen als Royalton c.s. doet niets af aan het feit dat zij dit als een eigen vordering beschouwt.
Nu de gemeente c.s. enkel hebben gesteld dat Wereldhave geen eigen vordering wenst in te stellen, maar niet hebben betwist dat Wereldhave voldoende belang heeft zich door de tussenkomst in te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden, zal het hof de vordering tot tussenkomst toewijzen.
3.7.
Nu de primaire vordering tot tussenkomst zal worden toegewezen, heeft Wereldhave geen belang meer bij behandeling van de subsidiaire vordering.
In de hoofdzaak
3.8.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad partijen. Indien partijen pleidooi wensen, dienen zij dit onder opgave van verhinderdata te verzoeken. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
weigert alsnog de incidentele memorie van antwoord in het incident aan de zijde van Wereldhave;
laat Wereldhave toe als tussenkomende partij in de hoofdzaak tussen Royalton c.s. en de gemeente c.s.;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 8 maart 2016 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 februari 2016.
griffier rolraadsheer