3.2Bij het bestreden vonnis is het door [appellante] gedane verzet tegen het op vordering van [geïntimeerde] uitgesproken verstekvonnis ongegrond geacht en is [appellante] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in verzet. Voor zover relevant is in eerste aanleg uiteindelijk (bij het verstekvonnis) de inleidende vordering van [geïntimeerde] aldus uitvoerbaar bij voorraad toegewezen dat [appellante] is veroordeeld
tot betaling van € 28.004,09 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de dag waarop de factuur werd ontvangen,
tot betaling van € 1.055,-- aan buitengerechtelijke kosten,
tot betaling van de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na betekening van het vonnis en
tot betaling van de nakosten.
3.3.1Na wijziging van eis en onder het voordragen van twee toegelichte grieven concludeert [appellante] in hoger beroep dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat het hof, opnieuw rechtdoende en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
het verzet (alsnog) gegrond zal verklaren en [appellante] zal ontheffen van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling,
[geïntimeerde] in haar inleidende vordering (alsnog) niet-ontvankelijk zal verklaren althans de inleidende vordering van [geïntimeerde] (alsnog) zal afwijzen,
[geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van ter uitvoering van het bestreden vonnis voldane € 33.500,-- te vermeerderen met wettelijke handelsrente over
€ 20.000,-- vanaf primair 6 januari 2014 en over € 13.500,-- vanaf primair 21 mei 2014, subsidiair vanaf 19 december 2014, en
[geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten van beide instanties.
3.3.2[geïntimeerde] concludeert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [appellante] in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren althans deze haar zal ontzeggen althans haar grieven ongegrond zal verklaren, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
3.4.1[geïntimeerde] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de verbouwing van de trailer in opdracht en voor rekening van [appellante] heeft verricht tegen een overeengekomen vaste, op basis van nacalculatie vast te stellen, prijs. [geïntimeerde] baseert die vordering er op dat [appellante] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de in of omstreeks mei 2012 gesloten overeenkomst voortvloeiende verplichting tot betaling van de toegezonden maar onbetaald gelaten factuur [factuurnummer] .
3.4.2[appellante] verweert zich met haar standpunt dat zij nooit contact met [geïntimeerde] heeft gehad en dat [geïntimeerde] de overeenkomst niet met haar maar met [werknemer] heeft gesloten, van wie [appellante] wist dat hij haar trailer zou laten verbouwen omdat [appellante] daar behoefte aan had maar wie nog een openstaande schuld aan haar had en met wie [appellante] dat later nog zou verrekenen. Verder beroept [appellante] zich op onbevoegdheid van [werknemer] om haar tegenover [geïntimeerde] te vertegenwoordigen. Voor het geval de overeenkomst toch met haar blijkt te zijn gesloten, voert [appellante] aan dat met [geïntimeerde] geen prijs is overeengekomen zodat een redelijke prijs zal gelden. Het door [geïntimeerde] voor de verbouw van de trailer in rekening gebrachte bedrag van € 35.004,09 acht [appellante] echter veel te hoog.