ECLI:NL:GHSHE:2016:639

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
200.157.689_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van minderjarige bij behandelingsovereenkomst en aansprakelijkheid voor kosten

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van een minderjarige, [appellante], die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, om een behandelingsovereenkomst aan te gaan met een orthodontistenpraktijk. De moeder van [appellante] heeft deze overeenkomst gesloten, en de vraag is of [appellante] als opdrachtgever kan worden beschouwd. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de moeder de overeenkomst als wettelijk vertegenwoordiger van [appellante] heeft gesloten. Dit betekent dat [appellante] aansprakelijk is voor de kosten van de behandeling, ondanks dat de overeenkomst niet door haar zelf is ondertekend. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarin [appellante] is veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Netpoint Factoring, die de vorderingen van de orthodontistenpraktijk heeft overgenomen. Het hof concludeert dat de orthodontistenpraktijk er op mocht vertrouwen dat de moeder in naam van [appellante] handelde, en dat [appellante] derhalve verantwoordelijk is voor de gemaakte kosten. De proceskosten van het hoger beroep worden ook aan [appellante] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.157.689/01
arrest van 23 februari 2016
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. R. Herregodts te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
Netpoint Factoring B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Netpoint Factoring,
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin te Veenendaal,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 2 december 2014 in het hoger beroep van het onder zaaknummer 3048826 CV EXPL 14-4381 gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 10 juli 2014, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en Netpoint Factoring als eiseres. Het hof zet de nummering van het tussenarrest voort.

5.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

5.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest waarbij een comparitie van partijen (na aanbrengen) is gelast, welke comparitie uiteindelijk op eensluidend verzoek van partijen niet is gehouden;
  • de memorie van grieven van [appellante] met producties;
  • de memorie van antwoord van Netpoint Factoring.
5.2
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

6.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in dit hoger beroep de navolgende feiten vast.
[appellante] is geboren op [geboortedatum] 1997. Haar moeder en - tot haar meerderjarigheid - wettelijk vertegenwoordiger is mevrouw [de moeder] (hierna te noemen: moeder).
Moeder sloot met Orthodontistenpraktijk [vestigingsnaam] (hierna te noemen: de orthodontistenpraktijk) een op [appellante] betrekking hebbende overeenkomst voor orthodontie-behandeling.
Bij aan de “
ouders/verzorgers” van [appellante] gericht geschrift van 16 oktober 2013 is vanuit de orthodontistenpraktijk informatie gegeven over, kort gezegd, de op basis van onderzoek voorgestelde orthodontie-behandelingen van [appellante] , gevolgen en risico’s daarvan, uit te voeren verrichtingen en controles alsmede te verwachten tarieven, kosten en vergoedingen.
Krachtens daartoe gesloten overeenkomst is [appellante] behandeld door de aan de orthodontistenpraktijk verbonden orthodontist [orthodontist] .
Bij factuur van 13 november 2013 heeft de orthodontistenpraktijk aan de “
ouders/verzorgers van” [appellante] € 204,13 in rekening gebracht voor “
behandeling van” [appellante] .
Bij factuur van 13 december 2013 heeft de orthodontistenpraktijk aan de “
ouders/verzorgers van” [appellante] € 1.327,26 in rekening gebracht voor “
behandeling van” [appellante] .
De tegen [appellante] uit te oefenen vorderingsrechten uit hoofde van die facturen zijn door de orthodontistenpraktijk aan Netpoint Factoring gecedeerd.
6.2
Bij het bestreden vonnis is de inleidende vordering van Netpoint Factoring in zoverre toegewezen dat [appellante] is veroordeeld tot betaling van € 1.816,82 aan onbetaald gebleven hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met contractuele rente van 1% per maand over € 1.582,59 vanaf 2 mei 2014 en tot betaling van de proceskosten van de eerste aanleg. Het bestreden vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
6.3
Onder het voordragen van één grief concludeert [appellante] in hoger beroep dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat het hof, opnieuw rechtdoende en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de inleidende vordering van Netpoint Factoring (alsnog) zal afwijzen en Netpoint Factoring zal veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
6.4
Met de toegelichte grief komt [appellante] op tegen de navolgende beslissingen van de kantonrechter:

3.1 [appellante] . althans haar moeder, heeft de vordering erkend. De mededeling van haar moeder dat niet [appellante] maar haar wettelijke vertegenwoordiger gedagvaard had moeten worden, aangezien [appellante] op dit moment zeventien jaar is en op het moment van behandeling zestien jaar, merkt de kantonrechter het volgende op.
Op grond van artikel 7:447 BW is de minderjarige van zestien jaar of ouder bevoegd om ten behoeve van zichzelf een geneeskundige behandelingsovereenkomst aan te gaan. In het derde lid van dat artikel is bepaald dat de minderjarige in het kader van die overeenkomst bevoegd is in en buiten rechte op te treden. Hieruit volgt dat Netpoint Factoring de vordering tegen [appellante] (die op dit minderjarige is) mocht instellen. De dagvaarding behoefde niet (tevens) aan de wettelijke vertegenwoordiger van [appellante] te worden uitgebracht.
3.2
Aldus is de grondslag van de vordering in rechte komen vast te staan, hetgeen dient te leiden tot toewijzing van de (resterende) hoofdsom van € 1.531.39 (€ 1.582.59 - € 51,20) en de eveneens niet weersproken rente van € 55,72.”
[appellante] licht toe dat de kantonrechter ten onrechte de patiënt en de opdrachtgever heeft vereenzelvigd. Volgens [appellante] was zij wel bevoegd tot het aangaan van de behandelingsovereenkomst maar heeft zij dat in dit geval niet gedaan en heeft moeder de opdracht verstrekt. Dat niet [appellante] maar moeder de overeenkomst heeft gesloten, blijkt volgens [appellante] uit het geschrift van 16 oktober 2013 dat de orthodontistenpraktijk ter tekening door moeder aan de “
ouders/verzorgers” heeft gericht en uit de facturen van 13 november 2013 en 13 december 2013 die allebei ook aan de “
ouders/verzorgers van” [appellante] waren gericht. [appellante] meent dat niet zij maar moeder de opdrachtgever is en dat de tegen haar ingestelde vordering daarom moet worden afgewezen.
6.4
Netpoint Factoring acht niet van belang wie de behandelingsovereenkomst met de orthodontistenpraktijk heeft gesloten. Voor zover moeder de overeenkomst heeft gesloten, heeft zij dat volgens Netpoint Factoring niet voor zichzelf maar als wettelijke vertegenwoordiger van [appellante] gedaan. Omdat moeder mogelijk toegelaten zal worden tot de wettelijke schuldsanering acht Netpoint Factoring het ook niet wenselijk als alleen moeder aansprakelijk zou zijn voor de kosten van de onderhavige behandeling. Netpoint Factoring vindt het redelijk dat [appellante] de kosten voldoet voor de ten behoeve van haar en in haar belang uitgevoerde behandeling.
6.5
Het hof overweegt als volgt.
Als minderjarige die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, was [appellante] op grond van artikel 7:447 lid 1 BW bekwaam tot het aangaan van een behandelingsovereenkomst met de orthodontistenpraktijk ten behoeve van zichzelf. [appellante] voert terecht aan dat dit nog niet maakt dat zij ook daadwerkelijk de opdrachtgever bij de behandelingsovereenkomst met de orthodontistenpraktijk is. De op [appellante] betrekking hebbende overeenkomst is immers niet door [appellante] zelf maar door haar moeder gesloten. Het antwoord op de vraag of moeder bij het sluiten van een behandelingsovereenkomst als wettelijk vertegenwoordiger en in naam van [appellante] handelde, waardoor [appellante] de opdrachtgever van de orthodontistenpraktijk is geworden, hangt af van de betekenis die de orthodontistenpraktijk in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze aan de verklaring en gedraging van moeder mocht toekennen. De schriftelijke overeenkomst van 16 oktober 2013, die moeder heeft ondertekend, is gericht aan de “
ouders/verzorgers”van [appellante] . Ook de facturen van de orthodontistenpraktijk van 13 november 2013 en 13 december 2013 zijn aan de “
ouders/verzorgers”van [appellante] gericht. Deze aanduiding in de stukken wijst erop dat moeder bij het sluiten van de behandelingsovereenkomst niet in eigen naam maar in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [appellante] optrad. Het hof weegt hierbij mee dat wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, die de minderjarige ter behandeling aan een arts aanbieden en dienaangaande met de arts een overeenkomst sluiten, zulks in de regel plegen te doen uit naam van de minderjarige omdat diens minderjarigheid er toe noopt dat zijn in het geding zijnde belangen voor hem door een ander behartigd worden en op de wettelijke vertegenwoordigers ter zake een wettelijke zorgplicht rust. Op haar beurt heeft [appellante] geen feiten en omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat de orthodontistenpraktijk er in dit geval niet op mocht vertrouwen dat [appellante] haar opdrachtgever was. Gezien het hiervoor overwogene heeft dan ook te gelden dat moeder de behandelingsovereenkomst met de orthodontistenpraktijk als wettelijke vertegenwoordiger en in naam van [appellante] heeft gesloten en dat [appellante] de contractspartij van de orthodontistenpraktijk is geworden. Dit brengt ook mee dat [appellante] ingevolge artikel 7:447 lid 2 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende verbintenissen (onverminderd de verplichting van haar ouders tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding) en dat [appellante] volgens artikel 7:447 lid 3 Burgerlijk Wetboek bekwaam is in en buiten rechte op te treden in op die behandelingsovereenkomst betrekking hebbende aangelegenheden.
6.6
Het voorgaande brengt het hof tot de slotsom dat de grief faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Wat de proceskosten betreft, zal [appellante] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Het hof beslist daarom als volgt.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Netpoint Facturing begroot op € 704,-- aan verschotten en op € 632,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en S.O.H. Bakkerus en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 februari 2016.
griffier rolraadsheer