ECLI:NL:GHSHE:2016:5984

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
K15/0671
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beklag ex artikel 12 Sv inzake niet vervolgen van bedreiging met motorzaag en tractor in het kader van een familieruzie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2016 een beschikking gegeven inzake het beklag van klager, die aangifte had gedaan van bedreiging door beklaagde. Klager, bijgestaan door zijn advocaat, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de officier van justitie om de zaak niet te vervolgen. De feiten zijn als volgt: op 9 mei 2015 deed klager aangifte van poging doodslag en bedreiging door beklaagde, die betrokken was bij een langdurige familieruzie. Klager voelde zich bedreigd toen beklaagde met een kettingzaag en een tractor op hem inreed. De officier van justitie besloot de zaak te seponeren, omdat het een 'groot één tegen één verhaal' betrof. Klager diende daarop een klaagschrift in bij het hof, waarin hij verzocht om vervolging van beklaagde.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer werd duidelijk dat er tegenstrijdige verklaringen waren van klager en beklaagde. Klager stelde dat beklaagde hem met de kettingzaag bedreigde en met de tractor op hem inreed, terwijl beklaagde ontkende zich schuldig te hebben gemaakt aan de feiten. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een succesvolle strafvervolging, gezien de tegenstrijdige verklaringen en de langdurige conflicten tussen de partijen. Het hof oordeelde dat nader onderzoek niet opportuun was, omdat het niet waarschijnlijk was dat dit onafhankelijk bewijs zou opleveren. Uiteindelijk werd het beklag van klager afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K15/0671
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 24 mei 2016 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: klager,
bijgestaan door mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:

[beklaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens bedreiging.

De feitelijke gang van zaken.

Op 9 mei 2015 heeft klager aangifte gedaan van poging doodslag c.q. bedreiging, jegens hem gepleegd door beklaagde.
Uit het dossier blijkt dat klager op enig moment door de wijkagent op de hoogte is gesteld van het voornemen om de zaak te seponeren. Daarop is namens klager bij schrijven van
22 juni 2015 een bezwaarschrift ingediend bij het openbaar ministerie.
Bij brief van 22 september 2015 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd, omdat het niet opportuun is om te vervolgen nu het gaat om een groot één tegen één verhaal tussen klager en beklaagde.
Hierop is namens klager bij schrijven van 11 december 2015 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 14 december 2015, met het verzoek de vervolging van beklaagde ter zake van bedreiging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 12 januari 2016 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Bij schrijven van 12 april 2016 en bij schrijven van 15 april 2016 zijn door de advocaat van klager telkens stukken ter aanvulling van het beklag ingediend.
Op 26 april 2016 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn advocaat.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.

De beoordeling.

Uit het dossier blijkt dat klager en beklaagde over het onderhavige voorval over en weer aangifte hebben gedaan. Tevens blijkt uit het dossier dat er sprake is van een langlopende familieruzie tussen klager enerzijds en zijn ex-schoonfamilie anderzijds, waarbij beklaagde als huidige partner van de ex-vrouw van klager, [partner beklaagde] , betrokken is. Partijen wonen op zichtlocatie van elkaar aan de [adres] en stellen dat er voortdurend over en weer sprake is van treiterijen en bedreigingen.
I
Klager heeft in zijn aangifte verklaard dat op 5 mei 2015 een grote boom van de gemeente was omgewaaid, die dwars over de weg en over het hekwerk van klager in de weide toebehorend aan klager en zijn partner, [partner klager] , terecht was gekomen. Een overbuurman, [overbuurman] , heeft bij afwezigheid van klager en [partner klager] , contact opgenomen met het bedrijf van [partner beklaagde] , genaamd [bedrijf] , om te melden dat ook hun hekwerk door de omgevallen boom was vernield. Nadat klager over de omgewaaide boom was geïnformeerd, heeft klager contact opgenomen met de gemeente en deze, als eigenaar van de onderhavige boom, verzocht om de boom te komen opruimen. Nadat klager ter plaatse gearriveerd was, zag hij dat medewerkers van het bedrijf [bedrijf] , te weten beklaagde, [schoonzoon beklaagde] en [medewerker] daar ook waren. Klager heeft [medewerker] gevraagd om tegen beklaagde te zeggen dat de gemeente zou komen om de boom op te ruimen en dat beklaagde dus niets hoefde te doen. Klager zag dat [medewerker] naar beklaagde liep om dat door te geven. Kort daarna zag klager dat beklaagde toch de kettingzaag pakte, waarop klager naar beklaagde is gelopen om te vertellen dat de gemeente al onderweg was en dat hij de boom niet hoefde op te ruimen. Klager hoorde beklaagde toen zeggen: “Vuile pedofiel, ik zaag de benen onder je borst vandaan”, waarbij beklaagde de kettingzaag boven zijn schouders omhoog hield. Klager voelde zich daardoor bedreigd. Na een korte woordenwisseling tussen klager en beklaagde, heeft klager vanaf zijn erf de politie gebeld. Uiteindelijk heeft beklaagde toch de boom in stukken gezaagd. Toen beklaagde deze stukken wilde meenemen, heeft klager dit willen voorkomen door voor de boom te gaan staan. Beklaagde is daarop in de tractor, voorzien van twee ijzeren lepels aan de voorzijde, gaan zitten en is met die tractor met een snelheid van ongeveer 20 km/uur op klager, [partner klager] en een zus van [partner klager] ingereden, die alle drie een flinke sprong moesten maken om de tractor te ontwijken. Hierna is beklaagde nogmaals met de tractor in volle vaart achteruit gereden, waardoor klager, [partner klager] en zijn zus nogmaals aan de kant moesten springen.
In het klaagschrift wordt gesteld dat het onderhavige voorval deel uitmaakt van een serie bedreigingen en beledigingen. Ter staving van het voormelde zijn bij het klaagschrift diverse stukken gevoegd. Voorts wordt daarin gesteld dat de onderhavige bedreiging, met een motorzaag en een tractor, klager ernstig bevreesd heeft en dat de officier van justitie ten onrechte, daartoe verleid door de valse tegenaangiftes van beklaagde en van [schoonzoon beklaagde] de zaak heeft geseponeerd.
Aanvullend zijn door de advocaat van klager onder meer schriftelijke getuigenverklaringen van [partner klager] , [getuige 1] en van [getuige 2] betrekking hebbend op het onderhavige incident en foto’s van de betreffende omgewaaide boom en tractor met lepels overgelegd.
In raadkamer is door de advocaat van klager benadrukt dat klager er, gelet op de schade veroorzaakt door de omgewaaide boom, een verzekeringsbelang had dat de gemeente, als eigenaar van de boom, de opruimwerkzaamheden zou verrichten en dat beklaagde doelbewust de confrontatie met klager heeft opgezocht. Voorts is betoogd dat nader onderzoek, in de vorm van het horen door de politie van de zijdens klager aangedragen getuigen, mogelijk is en gelet op het recidivegevaar aan de kant van beklaagde ook aangewezen.
Door klager is in raadkamer verklaard dat hij zich in de steek gelaten voelt door de politie en dat hij voortdurend in angst leeft voor beklaagde.
II
Beklaagde heeft in zijn aangifte ter zake van belediging en bedreiging jegens klager verklaard dat hij op 5 mei 2015 een melding kreeg dat tegenover de woning van klager een boom was omgewaaid. De boom blokkeerde de openbare weg. Ook was als gevolg van het omwaaien van de boom het hekwerk van een weiland, eigendom van klager, beschadigd. Beklaagde en [medewerker] zijn ieder met een trekker naar de boom gereden. De schoonzoon van beklaagde, [schoonzoon beklaagde] (het hof begrijpt: [schoonzoon beklaagde] ) is met een scooter naar de boom gereden. Zij wilden de boom opruimen zodat de weg weer vrij was. Toen klager met een kettingzaag bezig was om de boom op te ruimen, kwamen klager en [partner klager] eraan lopen, die riepen dat zij daarmee moesten ophouden. Volgens beklaagde heeft klager daarbij gescholden en onder meer geroepen: “Oprotten jullie, stelletje klootzakken. Opsodemieteren.” Tegen beklaagde zei klager ook nog: “Als je niet stopt, maak ik je hartstikke kapot. Je gaat eraan.”.
Volgens beklaagde heeft klager hen de hele tijd in de weg gelopen en gehinderd bij hun opruimwerkzaamheden.
Beklaagde verklaart dat klager, die vermoedelijk een bijl in de kar van beklaagde heeft zien liggen, dreigde die bijl te pakken, terwijl hij zoiets zei als: “Als jullie niet oprotten, pak ik deze en maak ik jullie kapot”.
Volgens beklaagde is klager op een gegeven moment boos midden op de weg gaan staan, zodat beklaagde er niet langs kon met de trekker. Beklaagde heeft toen met de trekker moeten remmen; hij heeft klager daarbij niet geraakt. Beklaagde ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de feiten waarvan klager aangifte heeft gedaan. Volgens beklaagde heeft klager het verhaal omgedraaid; beklaagde was degene die rustig is gebleven, terwijl klager tekeer is gegaan als een beest.
III
[schoonzoon beklaagde] heeft eveneens aangifte gedaan jegens klager ter zake van bedreiging. Zijn verklaring komt overeen met de verklaring van beklaagde.
IV
Er zijn geen getuigen gehoord door de politie.
Van de zijde van klager zijn schriftelijke verklaringen ingebracht van [partner klager] ,
[getuige 1] en [getuige 2] .
Door [partner klager] is verklaard dat hij hoorde dat beklaagde op 5 mei 2015 tegen klager riep: “Vuile pedofiel, ik zaag de poten onder bast vandaan”, terwijl beklaagde daarbij een motorzaag boven zijn hoofd hield en daarmee zwaaide. Voorts heeft [partner klager] verklaard dat beklaagde even later met zijn trekker met vooruitstekende leggers, op [partner klager] , zijn zuster en klager inreed en dat zij alleen door opzij te springen een aanrijding konden voorkomen.
Door [getuige 1] is verklaard dat beklaagde meerdere keren heeft geprobeerd hen (het hof begrijpt: klager, [partner klager] en [getuige 1] ) met zijn trekker, aan de voorzijde voorzien van lepels, met hoge snelheid omver te rijden, waardoor er zeer gevaarlijke situaties ontstonden.
Door [getuige 2] is verklaard dat zij heeft gezien dat beklaagde over de rooie ging en als een gek met zijn tractor op de boomstronken inreed. Beklaagde is ook twee maal rakelings langs jullie (het hof begrijpt: klager, [partner klager] en [getuige 1] ) gereden met de tractor.
V
Het hof overweegt als volgt.
Aan het dossier is te ontlenen dat er al vele jaren problemen zijn tussen enerzijds klager en anderzijds klagers ex-partner en beklaagde. Het hof heeft te beoordelen of in onderhavige zaak voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is of naar verwachting te vergaren is om tot een succesvolle strafvervolging te kunnen komen.
Uit de verklaringen in het dossier en in raadkamer komt naar voren dat klager en beklaagde een tegengestelde visie hebben op hetgeen er tussen hen op 5 mei 2015 is voorgevallen. Beiden weten zich daarbij gesteund door getuigen.
Gelet op deze tegengestelde verklaringen alsmede op de overige uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, is naar oordeel van het hof redelijkerwijs niet te verwachten dat
een strafrechtelijke vervolging van beklaagde zal resulteren in een veroordeling.
Nader onderzoek zoals bepleit door de advocaat van klager acht het hof niet opportuun, nu gelet op de onderlinge relaties tussen partijen niet te verwachten is dat zulks onafhankelijk steunbewijs zal opleveren.
Gelet op vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.

De beslissing.

Het hof wijst het beklag af.

Aldus gegeven door:
mr. J.P.F. Rijken, voorzitter,
mr. F.J.M. Walstock en mr. R.M. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.M. Gloudemans en mr. L.A.H. Tappenbeck, griffiers,
op 24 mei 2016.
Mr. F.J.M. Walstock is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.