Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellant] , bijgestaan door mr. van der Leeuw;
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Limburg had op 23 december 2015 de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder tussentijds beëindigd, omdat de appellant niet naar behoren voldeed aan zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellant had meerdere kernverplichtingen niet nagekomen, waaronder de verplichting om inlichtingen te verstrekken over zijn financiële situatie en pachtovereenkomsten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks dat hij op de hoogte was van zijn informatieverplichting, deze niet is nagekomen. Het hof heeft de argumenten van de appellant, waaronder het niet bewust verzwijgen van pachtovereenkomsten en de ontstane boedelachterstand, niet overtuigend geacht. Het hof concludeert dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling terecht is uitgesproken en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het nakomen van verplichtingen door de schuldenaar in het kader van de schuldsaneringsregeling.