ECLI:NL:GHSHE:2016:58

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
HD 200.177.440_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de appeldagvaarding wegens gebrek aan rechtsgeldigheid en onjuiste betekening

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingeleid door appellanten tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De appeldagvaarding was betekend aan het kantoor van de gemachtigde van de geïntimeerden, maar niet aan de geïntimeerden zelf. Het hof oordeelde dat de betekening niet rechtsgeldig was, omdat de gemachtigde niet als advocaat was ingeschreven en de betekening op basis van artikel 63 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet mogelijk was. Hierdoor was de appeldagvaarding nietig.

Het hof heeft vastgesteld dat de eerdere verstekverlening berustte op een evident onjuiste juridische grondslag, aangezien de appeldagvaarding niet op de juiste wijze was betekend. De appellanten hadden niet aangetoond dat de dagvaarding tijdig naar de geïntimeerden was doorgestuurd, en er was geen bewijs dat de geïntimeerden op de juiste wijze op de hoogte waren gesteld van het hoger beroep.

Uiteindelijk heeft het hof de appeldagvaarding nietig verklaard en de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van de geïntimeerden tot op heden begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 12 januari 2016 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.177.440/01
arrest van 12 januari 2016
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[B.V.] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. J.A.F. Considine te Brielle,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] (Zuid-Afrika)
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [geintimeerden c.s.] ,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 augustus 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 7 mei 2015 van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellanten c.s.] als gedaagde en [geintimeerden c.s.] als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 3706211, rolnummer 14/14856)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het vonnis van 19 februari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen [geintimeerden c.s.] verleende verstek;
  • de brief van mr. J.M.A. van Dijk van 30 september 2015;
  • de rolbeslissing van de rolraadsheer van 10 november 2015;
  • de akte van [appellanten c.s.] , met producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3. De beoordeling

3.1.
Blijkens de inleidende dagvaarding heeft [geintimeerden c.s.] in eerste aanleg woonplaats gekozen te [domicilie] ten kantore van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. (hierna te noemen DAS), van welke maatschappij mr. J.M.A. van Dijk als zijn gemachtigde is opgetreden.
De appeldagvaarding is uitgebracht aan het kantoor van DAS in ’s-Hertogenbosch en het exploot is gelaten aan mevrouw [medewerker DAS] , aldaar werkzaam.
[geintimeerden c.s.] is niet in het geding in hoger beroep verschenen.
Tegen [geintimeerden c.s.] is op de rol van 29 september 2015 verstek verleend.
3.2.
Het hof is van oordeel dat de appeldagvaarding lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt. De appeldagvaarding is niet aan [geintimeerden c.s.] in persoon uitgebracht, maar is op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gedaan aan het kantoor van de gemachtigde, bij wie [geintimeerden c.s.] in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen. De gemachtigde, mr. J.M.A. van Dijk, staat echter niet als advocaat ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten en zijn naam komt niet voor in het register gerechtsdeurwaarders. Betekening van de appeldagvaarding aan zijn kantoor op de voet van artikel 63 Rv is dan ook niet mogelijk.
3.3.
Bij de rolbeslissing van 10 november 2015 heeft de rolraadsheer [appellanten c.s.] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of het hof terug moet komen op het tegen [geintimeerden c.s.] verleende verstek.
In zijn akte verzoekt [appellanten c.s.] het verleende verstek te handhaven.
3.4.
Het hof ziet aanleiding terug te komen op de eerdere verstekverlening. Gelet op het hiervoor onder 3.2. overwogene, lijdt het exploot van de appeldagvaarding aan een gebrek dat nietigheid meebrengt. De eerdere verstekverlening berust dan ook op een evident onjuiste juridische grondslag. De door [appellanten c.s.] in zijn akte aangevoerde argumenten maken dat niet anders.
3.5.
Het hof acht het voorts aannemelijk dat het exploot van dagvaarding [geintimeerden c.s.] als gevolg van het gebrek niet heeft bereikt. Niet gesteld of gebleken is dat [geintimeerden c.s.] op de voet van artikel 1:15 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) uitdrukkelijk woonplaats gekozen heeft ten kantore van DAS te [domicilie] ; een enkele woonplaatskeuze in de aanhef van een dagvaarding in eerste aanleg voldoet voor het instellen van hoger beroep niet aan de eisen van artikel 1:15 BW. Er is bovendien geen brief of verklaring waaruit blijkt dat de appeldagvaarding tijdig naar [geintimeerden c.s.] is doorgestuurd.
Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat [appellanten c.s.] een herstelexploot heeft uitgebracht of dat de appeldagvaarding behalve op de voet van artikel 63 Rv nog op een andere wijze is uitgebracht.
3.6.
Aangezien het exploot van de appeldagvaarding lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt en het gebrek van dien aard is dat aannemelijk is dat het exploot [geintimeerden c.s.] niet heeft bereikt, moet ingevolge artikel 121 lid 3 Rv de nietigheid van de dagvaarding worden uitgesproken.

4.De uitspraak

Het hof:
weigert verstek;
verklaart de appeldagvaarding nietig;
veroordeelt [appellanten c.s.] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geintimeerden c.s.] tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 januari 2016.
griffier rolraadsheer