3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [geïntimeerden] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [sectieletter] nummer [sectienummer 1] , gelegen aan [straatnaam 1][huisnummer 1] te [woonplaats] .
b) [appellanten] is eigenaar van een aangrenzend perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [sectieletter] nummer [sectienummer 2] , behorend bij het woonhuis gelegen aan [straatnaam 2][huisnummer 1] te [woonplaats] .
c) Partijen zijn sinds jaren verwikkeld in een burengeschil waarin verschillende discussiepunten een rol spelen.
d) Op 4 december 2009 hebben partijen een “overeenkomst inzake burengeschil” ondertekend (productie 9 conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie; hierna: de overeenkomst uit 2009). In de overeenkomst uit 2009 staat:
“ 1. Vanuit de bestaande situatie zal de waterafvoer en waterloop worden gecontinueerd; hier zal Dhr. [betrokkene] op toezien.
2. Familie [geïntimeerden] zal zorgen voor een schutting inzake het zicht op de buizen.
3. Familie [geïntimeerden] zal het onderhoud doen van de greppel aan beide zijden. Dit zal jaarlijks plaatsvinden in de periode van oktober tot en met december.
4. De hartlijn van de greppel is de scheiding tussen de percelen.
5. Partijen zullen hun lopende bezwaarschriften en verzoek om handhaving intrekken; dit wordt binnen 1 week schriftelijk aan de gemeente kenbaar gemaakt. En komen hier niet meer op terug.
6. Partijen spreken af deze overeenkomst bij de notaris te laten vastleggen. Familie [appellanten] zal hiervoor de notariële kosten op zich nemen.”
e) Ter uitvoering hiervan is op 7 mei 2010 een notariële akte verleden, (productie 26 conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie). In deze akte staat onder meer het volgende:
“[…]
ERFDIENSTBAARHEID VAN AFVOER
Artikel 1
Omschrijving erfdienstbaarheid
De erfdienstbaarheid van afvoer om vanaf beide erven via de op de erfgrens tussen beide genoemde percelen aanwezige waterloop (regen)water te laten wegvloeien. De ligging van de waterloop is aangegeven op de aan deze akte gehechte schets.
Artikel 2
Bepalingen
Met betrekking tot de erfdienstbaarheid gelden de volgende bepalingen:
Vanuit de bestaande situatie zal de waterafvoer en waterloop worden gecontinueerd om berging en afvoer van water te waarborgen.
[…]
Partij 2
[ [geïntimeerden] , hof]zal zorgdragen voor het doelmatig onderhoud aan voormelde waterloop en wel aan beide zijden daarvan. Dit onderhoud zal jaarlijks plaatsvinden in de periode van oktober tot en met december.
De hartlijn van de waterloop is de erfscheiding tussen hun hiervoor genoemde percelen.
Zowel partij 1
[ [appellanten] , hof ]als partij 2 zullen niets ondernemen wat het doelmatig onderhoud kan bemoeilijken. […]”
3.2.1.In de onderhavige procedure is [appellanten] in eerste aanleg bij eindvonnis van 16 juli 2014 in conventie veroordeeld – kort samengevat - tot het doen verrichten van onderhoud aan zijn bomen op de wijze zoals de door de rechtbank benoemde deskundige in zijn rapport heeft beschreven. Het hof constateert dat geen grieven zijn gericht tegen de vonnissen voor zover in conventie gewezen. Het geschil over het onderhoud aan de bomen van [appellanten] speelt in hoger beroep daarom geen rol meer.
3.2.2.De vorderingen die [appellanten] in eerste aanleg in reconventie heeft ingesteld, zijn door de rechtbank in het eindvonnis van 16 juli 2014 afgewezen. De proceskosten zijn daarbij gecompenseerd in die zin dat is bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt. Tegen de afwijzing van zijn (reconventionele) vorderingen onder 3, 4 en 6 heeft [appellant] geen grieven gericht, zodat ook deze vorderingen geen rol meer spelen in dit hoger beroep.
De (in hoger beroep gewijzigde) vorderingen van [appellant] die ter beoordeling aan het hof voorliggen, luiden als volgt:
1.
primair:
[geïntimeerden] te veroordelen na te komen – zowel nu als in de toekomst - de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst gesloten tussen partijen en neergelegd in de notariële akte
betreffende het onderhoud van de greppel zoals deze zich bevindt tussen de percelen van partijen, door de greppel voldoende diep en breed te houden, alsook te verwijderen de schutting en de coniferen die zich tussen beide percelen bevinden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat [geïntimeerden] hierbij in gebreke blijft;
subsidiair:
[geïntimeerden] ex artikel 5:42 BW te veroordelen te verwijderen en verwijderd te houden de rij coniferen zoals deze zich bevindt op het perceel van [geïntimeerden] op minder dan een meter afstand van het perceel van [appellanten] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat [geïntimeerden] hierbij in gebreke blijft;
2.
op te heffen het recht van weg zoals dit ten gunste van [geïntimeerden] is gevestigd op het perceel van [appellanten] ;
3.
[geïntimeerden] te veroordelen in de kosten van beide instanties binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen arrest, alsmede – voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over die proceskostenveroordeling vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot de dag der algehele voldoening en de nakosten van dit geding.
3.2.3.[geïntimeerden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.