In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Frowein Export B.V. over de betaling van loon na een periode van arbeidsongeschiktheid. [appellant], die sinds 2001 voor Frowein werkte, heeft in 2013 zijn werkzaamheden verminderd moeten uitvoeren vanwege gezondheidsproblemen. Frowein heeft na maart 2013 geen loon meer betaald, wat leidde tot een kort geding door [appellant] waarin hij betaling van het loon eiste. De kantonrechter verklaarde [appellant] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen omdat hij geen deskundigenverklaring van het UWV had overgelegd, zoals vereist door artikel 7:629a BW.
In hoger beroep heeft [appellant] vijf grieven aangevoerd, waarbij hij betoogt dat de deskundigenverklaring niet noodzakelijk was omdat er geen betwisting was over zijn arbeidsongeschiktheid. Het hof oordeelt dat [appellant] in beginsel een deskundigenverklaring had moeten overleggen, maar dat er mogelijk omstandigheden zijn die dit vereisen. Het hof laat [appellant] toe om bewijs te leveren dat het UWV hem in 2013 heeft meegedeeld dat zij geen verklaring wilde afgeven vanwege zijn leeftijd. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor het horen van getuigen.