ECLI:NL:GHSHE:2016:5646

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
20-001698-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord, drugsbezit en drugshandel met een gevangenisstraf van 22 jaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Oost-Brabant was veroordeeld voor moord, drugsbezit en drugshandel. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk doden van [slachtoffer] op 12 juli 2013 in Veghel, waarbij hij met een vuurwapen meerdere keren op het slachtoffer heeft geschoten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de schutter was en dat hij dit met voorbedachte rade heeft gedaan. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, maar er zijn voldoende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder afgeluisterde gesprekken waarin hij zijn betrokkenheid bij de moord bevestigt. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine en hasjiesj, en voor het verkopen van harddrugs. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001698-15
Uitspraak : 23 december 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 13 mei 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-879097-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans verblijvende in [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd onder 1., onder 2., onder 3. en onder 4. en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde levensdelict. Voor zover het betreft de door de rechtbank onder 2., 3. en 4. bewezen verklaarde overtredingen van de Opiumwet en de kwalificatie daarvan, is geen verweer gevoerd. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Voorts heeft de verdediging, in het geval het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1. ten laste gelegde mocht komen, een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan strekkende tot het te doen verrichten van nadere onderzoekshandelingen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2013 te Veghel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met (een of meer van) zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen op die [slachtoffer] gericht en/of met dat vuurwapen meerdere malen, althans eenmaal, in het hoofd en/of (andere delen van) het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Vught, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8.800 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13 juli 2013 tot en met 18 september 2013 te Vught en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of amfetamine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Vught, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 202 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bespreking van de verweren
I.
Met betrekking tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de Ford Fiësta met het kenteken [kenteken] (hierna: de OVC-gesprekken) heeft de verdediging een aantal verweren gevoerd, die – zo begrijpt het hof – onder te verdelen zijn in de volgende drie standpunten:
- I.a. Ten eerste is aangevoerd dat de (drie) machtigingen tot het opnemen van communicatie in voornoemde personenauto in redelijkheid niet door de rechter-commissaris afgegeven hadden mogen worden omdat hij door de officier van justitie bij de vorderingen tot het afgeven van de machtigingen onjuist en onvolledig is geïnformeerd. Zo was de rechter-commissaris bij de eerste twee vorderingen niet bekend met de verklaring van de getuige [getuige 1] en slechts deels met de verklaring van [getuige 2] . Bovendien was verzuimd door te geven dat er reeds een week vertrouwelijke informatie was opgenomen zonder enig resultaat en dat er een bemonstering was gemaakt voor een schotresten-onderzoek. Bij de derde afgegeven machtiging is de rechter-commissaris niet medegedeeld wat het resultaat van het schotrestenonderzoek was en evenmin is de verklaring van [getuige 3] bekend gemaakt. Als deze informatie wel aan de rechter-commissaris zou zijn verstrekt, kan niet zonder meer worden gezegd dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot geen andere beslissing had kunnen komen dan tot het afgeven van de gevraagde machtiging, aldus de raadsman van de verdachte. Door het achterhouden van relevante informatie voor de rechter-commissaris bij het vorderen van een machtiging heeft er een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering plaatsgevonden, hetgeen tot bewijsuitsluiting van deze gesprekken moet leiden.
- I.b. Ten tweede is aangevoerd dat niet vaststaat dat de verdachte deelnemer is aan de bedoelde OVC-gesprekken. Ten aanzien van het gesprek van 10 september 2013 vanaf 22.00 uur, is betoogd dat die stemmen niet lijken op de stemmen die in de andere gesprekken zijn gehoord.
- I.c. Ten derde is aangevoerd dat, in het geval het hof zou vaststellen dat het wel de verdachte is die te horen is op de opgenomen geluidsfragmenten, de door verdachte gedane uitlatingen onbetrouwbaar zijn omdat het grootspraak betreft en deze niet op waarheid berusten.
II.
De verdediging heeft voorts de betrouwbaarheid van de verklaringen van mevrouw [getuige 4] en die van haar zoon [getuige 5] ter discussie gesteld. Volgens de raadsman hebben deze getuigen wisselende en bovendien van elkaar afwijkende verklaringen afgelegd over hetgeen zij op de avond van 12 juli 2013 hebben waargenomen. Daarnaast hebben de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] andere waarnemingen gedaan welke mogelijk delict-gerelateerd zijn. Niet valt in te zien waarom de waarnemingen van mevrouw [getuige 4] en die van haar zoon [getuige 5] wel delict-gerelateerd zouden zijn, waar het openbaar ministerie vanuit gaat, en die van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] niet.
III.
Door de verdediging zijn voorts een aantal alternatieve scenario’s benoemd:
- het zogenaamde Marokkanenscenario, waarbij het delict voortvloeit uit het schietincident op 11 november 2012 tijdens een kickboksgala te Zijtaart waarbij [naam overledene] om het leven kwam. Voor dit feit is een van de beste vrienden van [slachtoffer] veroordeeld en [slachtoffer] is daarna diverse malen met de dood bedreigd omdat hij opdracht zou hebben gegeven om [naam overledene] om het leven te brengen.
In het bijzonder wijst de raadsman op aanwijzingen in het dossier waaruit kan worden afgeleid dat ene [naam 1] die behoort tot de kring rondom [naam overledene] , dader van het onderhavige delict zou kunnen zijn (om redenen als weergegeven op pagina 10 van de pleitnota in hoger beroep);
- het scenario dat de toenmalige partner van [slachtoffer] mogelijk verantwoordelijk zou zijn voor zijn dood; de relatie tussen hen zou slecht zijn geweest, en
- het scenario waarbij het delict voortvloeit uit de mogelijke banden van de familie [slachtoffer] met de PKK, waarbij veel geld zou worden verdiend in de verdovende middelenhandel.
Het hof overweegt ten aanzien van voornoemde verweren als volgt.
De OVC-gesprekken
Ad I.a.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank bij de beoordeling van de door de rechter-commissaris afgegeven machtigingen het juiste criterium heeft gehanteerd en op juiste gronden heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de machtigingen af te geven op grond van de informatie waarover de rechter-commissaris op dat moment beschikte.
De regelgeving rond het opnemen van vertrouwelijke communicatie is uitgewerkt in art. 126l Sv. Aan de officier van justitie is een bevelsbevoegdheid verleend, op voorafgaande mondelinge of schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. Het staat daarbij in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of er sprake is van een verdenking als bedoeld in art. 126l lid 1 Sv en of het onderzoek dringend vordert dat vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Bij deze laatste toets spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. De rechter-commissaris toetst of aan bovenstaande wettelijke voorwaarden is voldaan. Aan de zittingsrechter staat zuiver de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling, inhoudende de beantwoording van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent de machtiging heeft kunnen komen, waarbij de rechter deze afweging slechts marginaal en achteraf toetst, op basis van de informatie waarover de rechter-commissaris bij zijn beslissing de beschikking had. Daarbij treedt de zittingsrechter – in casu het gerechtshof – niet in de bevoegdheid van de rechter-commissaris voor wat betreft zijn oordeel ten aanzien van het al dan niet machtigen, maar toetst slechts of aan de beslissing een redelijke en billijke belangenafweging ten grondslag ligt. Daarbij ziet die belangenafweging volgens het hof op enerzijds het belang van verdachte van onder andere zijn recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, versus het belang van de overheid betreffende onderzoek zoals verzocht in het kader van strafvordering. In dat kader overweegt het hof het volgende, waarbij aansluiting wordt gezocht bij hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen in haar vonnis van 13 mei 2015.
In de onderhavige zaak heeft de rechter-commissaris op 17 juli 2013 op vordering van de officier van justitie een mondelinge machtiging verleend tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie in een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] , met als verdachte [verdachte] . Deze machtiging is op 19 juli 2013 schriftelijk geformaliseerd (BOB-dossier blz 17 en 18). De aan deze machtiging ten grondslag liggende aanvraag is te vinden op blz. 1140-1145 van het BOB-dossier.
Hieruit volgt dat de aanvraag ziet op de gewelddadige dood van [slachtoffer] , aangetroffen op 13 juli 2013, teneinde 'bewijs te genereren door middel van het opnemen en afluisteren van de gesprekken tussen verdachte en derden. De inzet van dit technisch middel is nodig daar bewijs door observatie en andere opsporingsmiddelen vooralsnog niet voldoende is gebleken'. De aanvraag bevat vier bijlagen waaruit de mogelijke betrokkenheid van genoemde auto en verdachte bij het delict zou blijken, te weten een verklaring van getuige [getuige 4] d.d. 13 juli 2013, een verklaring van getuige [getuige 5] d.d. 14 juli 2013, een uitdraai van de tenaamstelling van het kenteken [kenteken] en een foto van een facebook pagina van [verdachte] aan de hand waarvan verdachte als bestuurder van de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] op 16 juli 2013 door leden van het observatieteam werd herkend (BOB-dossier blz. 1146-1158). Het hof merkt op dat de inzet van dit opsporingsmiddel, conform de vordering van de officier van justitie, beperkt is gebleven tot een week, uiterlijk tot en met 23 juli 2013 (BOB-dossier blz. 17-18).
Op 24 juli 2013 heeft de rechter-commissaris, kort gezegd, de machtiging op vordering van de officier van justitie verlengd voor een periode van maximaal vier weken, uiterlijk tot en met 20 augustus 2013 (BOB-dossier blz. 21-22). De hieraan ten grondslag liggende aanvraag d.d. 23 juli 2013 bevat dezelfde onderbouwing en stukken als de eerste aanvraag, met daarbij de mededeling dat de resultaten van het opnemen van de vertrouwelijke communicatie bij het onderzoeksteam nog niet voorhanden zijn (BOB-dossier blz. 1202- 1227). Het hof acht de hierop volgende vordering en de motivering daarvan in het licht van die mededeling niet onbegrijpelijk gelet op de beperkte duur van de eerste machtiging, te weten één week.
Op 19 augustus 2013 heeft de rechter-commissaris – kort gezegd – de machtiging op verzoek van de officier van justitie verlengd voor een periode van maximaal vier weken, uiterlijk tot en met 17 september 2013 (BOB-dossier blz. 25-26). De aan de vordering ten grondslag liggende aanvraag d.d. 15 augustus 2013 bevat ARS-registraties van de Ford Fiësta op 12 en 13 juli 2013 (BOB-dossier blz. 1267-1270). Ook wordt aangegeven dat de geluidsbanden van de eerder opgenomen gesprekken nog niet in het bezit zijn van het onderzoeksteam waardoor het (nog) niet mogelijk is om resultaten te vermelden.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat aan alle in art. 1261 Sv gestelde formele vereisten is voldaan. De aan de vorderingen ten grondslag liggende informatie – zoals hiervoor vermeld – leverden een voldoende verdenking ex artikel 27 Sv jegens verdachte op voor betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris, gelet op de aard en ernst van het misdrijf en de aan de vorderingen ten grondslag liggende informatie, in alle redelijkheid tot afgifte van de machtigingen heeft kunnen overgaan, op grond van de informatie die hem ter beschikking stond. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de officier van justitie slechts selectief informatie heeft verschaft. Daarvan is niet gebleken, maar uitgaande van de juistheid van deze stelling leidt dit niet tot een andere conclusie, namelijk dat de rechter-commissaris aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens tot afgifte van de machtigingen heeft kunnen komen. Dit zou slechts anders zijn wanneer uit het onderzoek naar voren was gekomen dat de rechter-commissaris door de officier van justitie bewust niet voldoende was geïnformeerd en hierdoor op het verkeerde been was gezet. In dat geval zou een fundamenteel belang van de verdachte zijn geschonden. Dit is echter noch uit het voorbereidende onderzoek noch uit de behandeling ter zitting gebleken.
Ad I.b.
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte wel degelijk deelnemer is aan de betreffende OVC-gesprekken (op de wijze) als uitgewerkt bij de bewijsmiddelen en leidt dat af uit de volgende feiten en omstandigheden.
Vast staat dat de OVC-gesprekken zijn opgenomen in de personenauto van het merk Ford , type Fiësta met kenteken [kenteken] . Eigenaar van de auto is de zus van verdachte, waarover de verdachte bij de politie heeft verklaard dat nagenoeg alleen hij en zijn zus in die auto rijden en dat de verdachte veelvuldig gebruik maakt van die auto (“
bijna elke dag”, aldus de verklaring van de verdachte, blz. 1719, zaaksdossier C). Ook is verdachte op verschillende momenten in 2013 door de politie als bestuurder van bedoelde auto herkend.
Voorts hebben verbalisanten in de diverse opgenomen OVC-gesprekken de verdachte als gespreksdeelnemer herkend aan zijn stem. Maar ook diverse andere gespreksdeelnemers, vrienden van de verdachte die tijdens hun verhoor bij de politie geluidsopnames hebben afgeluisterd waarbij zij als gespreksdeelnemer betrokken waren, zoals [getuige a] (blz. 1584), [getuige b] (blz. 1610) en [getuige c] (bij de rechter-commissaris op 15 juli 2014), hebben bij de politie bevestigd (al dan niet impliciet) dat de andere gespreksdeelnemer verdachte betreft (zie bewijsmiddelen 1.48.b. en 1.49.b. en 1.51.).
Dat de verdachte deelnemer is aan de diverse OVC-gesprekken ziet het hof daarnaast ook bevestigd in de inhoud van enkele gesprekken. Zo wordt er onder meer gesproken over de zus van verdachte, over een oom van verdachte en heeft er op enig moment een gesprek plaatsgevonden over een bomberjack dat de verdachte van zijn oom zou hebben gekregen met een Harley Davidson-vogel erop en de tekst “Born to kill” (pagina 1281, zaaksdossier C). Als de verbalisanten tijdens een verhoor de verdachte over dat jack vragen stellen, of hij zich dat nog kan herinneren en of hij dat jack nog heeft, verklaart de verdachte dat hij weet over welk jasje het gaat (zie hierna bewijsmiddel 1.52.). Tevens wordt in de OVC-gesprekken gesproken over de handel in verdovende middelen, een feit dat door de verdachte is bekend ter terechtzitting in hoger beroep (hierna BM 2.2.).
Uit het vorenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, stelt het hof vast dat de verdachte deelnemer aan de betreffende OVC-gesprekken op de wijze als uitgewerkt in de bewijsmiddelen.
Ad I.c.
De volgende vraag die door het hof beantwoord dient te worden, is of de in de OVC-gesprekken opgenomen verklaringen van de verdachte betrouwbaar zijn of dat het grootspraak betreft, zoals door de verdediging is aangevoerd. In dat verband en ter ondersteuning van het verweer heeft de verdediging een tweetal rapporten in het geding gebracht, te weten:
- een rapport van rechtspsycholoog dr. R. Horselenberg, d.d. 19 september 2016 en
- een rapport van psycholoog drs. E.H. Ameling, d.d. 11 december 2016.
Naar het oordeel van het hof stellen voornoemde rapporteurs niet vast dat de uitlatingen van de verdachte grootspraak betreffen, maar wijzen zij op de mogelijkheid dat deze uitlatingen grootspraak zouden kunnen zijn. Zo stelt Horselenberg dat de uitspraken van de verdachte deels valide en betrouwbaar zijn en deels ook niet en dat er geen onderscheid is te maken tussen het scenario dat hij de waarheid spreekt of het scenario dat er sprake is van grootspraak. Ameling stelt dat de verdachte geneigd is tot grootspraak in het algemeen op grond van een hem vernederende vaderfiguur en dat het daarmee aannemelijk en te verwachten is dat de gedane uitlatingen in de OVC-gesprekken grootspraak betreffen, dan wel elementen bevatten met grootspraak.
Voornoemde rapporten overtuigen het hof echter niet. Op onderdelen lijkt het of hieraan geen grondige studie van het dossier ten grondslag ligt. Zo heeft deskundige Horselenberg als een voor het grootspraak-scenario relevant argument aangenomen dat verdachte in een OVC gesprek kennelijk spreekt over het moordwapen waar hij het heeft over een Beretta, welk een ander kaliber heeft dan het moordwapen. Uit het desbetreffende OVC-gesprek (blz. 1082) blijkt echter dat het door de verdachte genoemde wapen door hem niet aan de moord wordt gekoppeld. De letterlijke tekst luidt blijkens de transcriptie:
Verdachte: “Ik ben een fucking murderer (…) Maar van datte… dat weet…niemand weet iets. (..) de hele bokswereld weet dat hij weg is.
[getuige d] : ik zou dat toch niet… ook tegen maten proberen niet teveel te zeggen, maat. Dadelijk is iemand kankerzat of zoiets, of iemand per ongeluk, ook al is het niet de bedoeling of verspreekt die z’n eigen weet je wel. Dat zou toch… dan zit jij der mee te kijken jongen
Verdachte: Dan schiet ik hem kapot, is er nog eentje weg. (…)
Ik heb er eentje. (…) Een Beretta. (…) Een negen millimeter. (…) Die dingen zijn zwaar joh, hoeveel zou dat zijn…een paar kilo, een kilo of zo
(…)
In de hand… pam pam pam hard jonge dat ding
Bij die beretta nog net iets harder”
Verdachte spreekt na zijn opmerking dat hij een verrader zou doodschieten over een Beretta die hij op dat moment heeft en brengt naar voren dat het geluid van een Beretta net iets harder klinkt dan een ander wapen. Deze laatste uitlating lijkt er naar het oordeel van het hof juist op te duiden dat verdachte eerder een ander wapen heeft gehad, nu hij het geluid van dit wapen met dat van een ander wapen kan vergelijken. Deze door Horselenberg genoemde inconsistentie overtuigt het hof in ieder geval niet om op grond daarvan aan het waarheidsgehalte van de uitlatingen te twijfelen. Ook het argument dat er een verschil zou zijn met het aantal schoten omdat de verdachte in één van de OVC-gesprekken vijfmaal “paf” zegt terwijl er blijkt tenminste zesmaal te zijn geschoten kan het hof niet overtuigen. Uit de gesprekken blijkt immers dat het aantal keren dat de verdachte “paf” zegt in de OVC-gesprekken verschilt. Zo zegt verdachte in hetzelfde gesprek als waar de deskundige op doelt ook een keer driemaal “paf” (blz. 1028).
Gelet op de context van de uitlatingen van de verdachte, de inhoud van de gesprekken, de reacties van de andere gespreksdeelnemers op de uitlatingen van de verdachte en de toon van de verdachte in de gesprekken, is het hof van oordeel dat de door hem gedane uitlatingen betreffende de moord de waarheid is en niet als grootspraak is te bestempelen. Het hof heeft ter terechtzitting de relevante OVC-gesprekken beluisterd en daarbij geconstateerd dat de verdachte in de gesprekken, waarin hij onder meer spreekt over het slachtoffer, de dingen die hij heeft gedaan en waarom hij niet meer naar de kerk gaat, veel eerder bedachtzaam en beschouwend klinkt dan opschepperig. Bovendien wordt er door gespreksdeelnemers serieus gereageerd op zijn uitlatingen. Zo wordt de verdachte in boven aangehaald OVC-gesprek door [getuige d] gewaarschuwd dat hij niet te veel moet zeggen, omdat iemand zich kan verspreken (blz. 1081) en [getuige b] houdt de verdachte voor dat hij er niet meer zo maar uit kan (het hof begrijpt: de Brabantse onderwereld, blz. 1272).
In de overwegingen betrekt het hof ook de plaats waar de OVC-gesprekken zijn opgenomen, namelijk in de auto die in de buurt van de moord, kort na de moord is gezien, en niet bijvoorbeeld aan de toog van een uitgaansgelegenheid.
Daarbij komt dat de verdachte bij de politie, noch ter gelegenheid van de diverse behandelingen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op enig moment heeft aangegeven dat hetgeen hij in de auto tegenover zijn vrienden heeft gezegd, stoerdoenerij of grootspraak betreft of heeft hij een nadere uitleg met betrekking tot de inhoud van de gesprekken heeft gegeven.
Alles overziende is het hof van oordeel dat de OVC-gesprekken rechtmatig zijn verkregen, betrouwbaar zijn en tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Ad II.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door de verdediging genoemde getuigenverklaringen overweegt het hof als volgt. Het hof is van oordeel dat de door de verdediging aangestipte discrepanties in de verklaringen van mevrouw [getuige 4] en haar zoon ondergeschikte onderdelen daarvan betreffen. In de kern zijn de verklaringen eensluidend. De bedoelde verklaringen zijn voldoende specifiek en ondersteunen elkaar in voldoende mate en op essentiële onderdelen. Het hof heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en acht deze betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen van [getuige 2] en mevrouw [getuige 1] maken dit niet anders.
De verklaringen van moeder en zoon [achternaam] vinden immers ook steun in objectief verifieerbare gegevens, zoals de ARS-gegevens van de Ford Fiësta met het kenteken [kenteken] . Voornoemde getuigen hebben een blauwe Ford Fiësta met dat kenteken op 12 juli 2013 rond 23.20 uur vanuit de Piet Heinstraat te Veghel weg zien scheuren, hetgeen overeenkomt met een ARS-registratie van het kenteken [kenteken] op 12 juli 2013 om 23:34 uur te Gemert, zijnde op circa 15 minuten rijafstand met de ter plaatse geldende maximumsnelheid met de auto vanaf de Piet Heinstraat te Veghel. Daarbij komt dat niet alleen het merk en het type overeen komen met dat van de auto van de zus van verdachte, maar ook de waargenomen kleur (blauw) komt daarmee overeen. Dat de getuige [achternaam] zich vergist zou hebben in het noteren van het kenteken acht het hof niet aannemelijk. Het kenteken is, terwijl de desbetreffende auto voor de deur van de familie [achternaam] stond geparkeerd, direct schriftelijk genoteerd en vervolgens in het 112 gesprek vermeld. Het hof heeft geen enkele aanwijzing dat het kenteken verkeerd genoteerd zou zijn. Dat [getuige 5] op een later moment ten aanzien van een andere auto wel een verkeer kenteken noteert, doet aan het voorgaande niet af.
Ad III.
Ten aanzien van de geschetste alternatieve scenario’s overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat de verdachte zelf nimmer met een alternatief scenario is gekomen en zich steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de door de raadsman van de verdachte geschetste scenario’s – in juridische zin – niet kunnen worden beschouwd als alternatieve lezingen van de gebeurtenissen die, bij een begin van aannemelijkheid daarvan, niet zouden stroken met de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen. De door de verdediging genoemde scenario’s plaatsen immers de aanwezigheid van de verdachte in de onmiddellijke nabijheid van de plaats delict niet in een ander daglicht. Ook werpen de door de raadsman geschetste alternatieve scenario’s geen ander licht op de opgenomen OVC-gesprekken. De alternatieve scenario’s laten de mogelijkheid open dat de verdachte de dader is, al dan niet in opdracht van de door de verdediging genoemde mogelijke partijen. Dit acht het hof zelfs goed voorstelbaar gelet op het feit dat in een OVC-gesprek erop wordt geduid dat verdachte hier optrad als “hitman” (huurmoordenaar: OVC-gesprek van 2 september 2013 vanaf 18:07 uur. Zie in dit kader ook het laatste deel van het OVC-gesprek van 13 september 2013 vanaf 19:54 uur).
Ten overvloede merkt het hof nog op dat de politie ten aanzien van deze alternatieve scenario’s, in het bijzonder naar het eerste scenario, door de raadsman het “Marokkanen-scenario genoemd, onderzoek heeft verricht, maar dat dit niet op een aanwijsbare betrokkenheid van een of meer andere verdachten heeft geleid.
De hiervoor onder I, II en III gevoerde verweren worden verworpen.
Bewijsmiddelen
De hierna opgesomde bewijsmiddelen zijn opgenomen – tenzij anders vermeld – in het in de wettelijke vorm opgemaakte eindproces-verbaal van politie Oost-Brabant, TGO Sinope, dossiernummer 60-359930, sluitingsdatum 3 juli 2014, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met een verdere onderverdeling in de volgende zaaksdossiers:
A. een algemeen dossier (p. 1-25);
B. een persoonsdossier waarin de ambtshandelingen en de toegepaste bijzondere opsporingsbevoegdheden tegen verdachte zijn opgenomen (p. 1-75);
C. een zaaksdossier moord/doodslag (60-367905, p. 1-2045);
D. een zaaksdossier verdovende middelen (60-589953, p. 1-157);
en een proces-verbaal technisch sporenonderzoek (zaaknummer PL21R3 2013072639), met bijlagen (p. 1-323, door het hof aangeduid als zaaksdossier E).
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1.1.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Oost-Brabant, TGO Sinope, proces-verbaal nr. 60-367534 (p. 260-261, zaaksdossier C), d.d. 7 augustus 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming en ondervinding van verbalisant:
Op 13 juli 2013 omstreeks 6.27 uur kwam bij de meldkamer van de politie Oost-Brabant de melding binnen dat een man kennelijk doodgeschoten in een auto lag die op de oprit stond op het adres [adres slachtoffer] te Veghel. Door mij, verbalisant, werd deze telefonische melding beluisterd en uitgewerkt.
MK = Meldkamer.
Melder = [getuige 6] = [getuige 6] .
MK: Meldkamer politie.
[getuige 6] : Met [getuige 6] in (…) [adres getuige 6] in Veghel.
(…)
[getuige 6] : ik kom net buiten (…) en (…) ik zie mij buurman hier dood in de auto zitten.
(..)
[getuige 6] : En de ruit van zijn Mercedes is (…) doorboord met kogelgaten.
(…)
[getuige 6] : [adres getuige 6] en het betreft [slachtoffer] ?
(..)
[getuige 6] : Het kenteken is [kenteken auto slachtoffer] .
MK: En op wel nummer woont ie?
[getuige 6] : [adres slachtoffer] in Veghel.
(..)
[getuige 6] : (…) er is door de ruit geschoten en hij zit nog hier.
(..)
[getuige 6] : (…) vannacht hebben we, ja we dachten dat het vuurwerk was, maar ik vond dat wat vreemd.
MK: Ja, hoe laat heeft u dat vuurwerk gehoord dacht u?
[getuige 6] : kwart over 11.
1.2.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Brabant-Noord, District Maas en Leijgraaf, D3 – Team Veghel, proces-verbaalnr. PL21Z2 2013072639-7 (p. 263-264, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Op 13 juli 2013 kort na te 06:29 uur bevonden wij, verbalisanten, ons op de [adres slachtoffer] Veghel. Wij zagen op de oprit van [adres slachtoffer] een zwarte personenauto van met merk Mercedes, met kenteken [kenteken auto slachtoffer] , met de voorzijde in de richting van de woning staan. Wij liepen naar de Mercedes en zagen aan de rechter achterzijde hiervan zes hulzen afkomstig uit een vuurwapen op de grond liggen. Wij zagen voorts een aantal kleine ronde gaten in de ruit van het linker achterportier zitten. Wij zagen op de bestuurdersstoel een man zitten, welke schuin naar rechts gebogen voorover hing. Wij herkenden de persoon in de auto als zijnde [slachtoffer] . Wij zagen dat er bloedsporen zichtbaar waren op het achterhoofd van [slachtoffer] . Wij zagen dat de voorruit op twee plaatsen beschadigd was. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het ambulancepersoneel de portier aan de bestuurderszijde openden en ik hoorde hen zeggen dat [slachtoffer] reeds was overleden.
1.3.
Een - alleen in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen tot bewijs gebruikte – verklaring ex artikel 10 van de Wet op de lijkbezorging van lijkschouwer M. Westra d.d. 13 juli 2013 (p. 295, zaaksdossier C), voor zover deze - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Waarschuwing betreffende een niet natuurlijke dood.
Naam: [slachtoffer] , gevonden op 13 juli 2013 te Veghel.
Ondergetekende, M. Westra, verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd. Verklaart er niet van overtuigd te zijn, dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
1.4.
Het ambtsedig proces-verbaal van confrontatie van politie Oost-Brabant, DRR, proces-verbaalnr. 20130715.1330.81181 (p. 300, zaaksdossier C), d.d. 17 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisant:
Op 15 juli 2013 vond de confrontatie plaats met de nabestaanden van het stoffelijk overschot van het schietincident gepleegd op 12 juli 2013 te Veghel. [naam vader] , vader van het slachtoffer, [naam zus] , zus van het slachtoffer en [partner] , partner van het slachtoffer, erkenden dat het getoonde stoffelijk overschot [slachtoffer] betrof.
1.5.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Pathologie onderzoek naar aanleiding van mogelijk niet natuurlijke dood), met bijlage, d.d. 15 juli 2013, opgesteld en ondertekend door dr. V. Soerdjbali-Maikoe, arts en patholoog (p. 81-95, zaaksdossier E), voor zover inhoudende:
Politieregistratienummer 2013072639.
(blz. 83) De overledene, [slachtoffer] , is op 13 juli 2013 dood aangetroffen aan [adres slachtoffer] te Veghel.
(blz. 84-85) Er waren achterwaarts, links aan de bovenste lichaamshelft vijf huidperforaties (letsels A t/m E), waarbij letsel D een perforatie betrof die door een kogelfragment (in relatie met letsel C) was veroorzaakt. Aldus feitelijk vier huidperforaties (A, B, C en E) welke gepaard gingen met een onderhuidse bloeduitstorting en onderliggende schotkanalen. Alle vier inschotkanalen eindigden in vier kogels (kogels 1, 2, 3 en 4). Deze kogels zijn veiliggesteld en overgedragen aan de politie. De vier inschoten zijn bij leven ontstaan en duiden dus op ingewerkt uitwendig mechanisch perforerend geweld.
Het schotkanaal bij letsel A verliep via de nek (links) door het hoofd met daarbij onder andere directe hersenschade door gedeeltelijke verbrijzeling en indirecte hersenschade door vochtopeenhoping in de hersenen, waarmee het intreden van de dood wordt verklaard door weefselschade en orgaanfunctie-stoornissen. Hierbij is sprake van een schotkanaal van achteren naar voren, van links naar rechts schuin hoofdwaarts. In de schedelhuid, binnenzijde rechts, is een kogel (kogel 3) en enkele botfragmenten van het schedeldak aangetroffen.
Aan de rug links hoog was een ovale huidperforatie (inschot), genoemd letsel B. Het betreft een schotkanaal van achteren naar voren, schuin, iets naar rechts en iets hoofdwaarts door de huid, vet en rugspieren. In rugspieren werd een kogel (kogel 1) aangetroffen. De borstkas was niet bereikt.
Aan de rug links laag was een ovale huidperforatie (inschot), genoemd letsel C. Het betreft een schotkanaal van achteren naar voren, vrijwel recht door de huid, vet en rugspieren. In de rugspieren werd een kogel (kogel 4) aangetroffen met daaronder een kogelfragment (in relatie met letsel D). De borstkas werd niet bereikt.
Aan de linkerschouder achterwaarts was een ovale huidperforatie (inschot), genoemd letsel E. Het betreft een schotkanaal van achteren naar voren, van links naar rechts, vrijwel recht door de huid, vet en spierweefsel van de linkerbovenarm alwaar een kogel (kogel 2) werd aangetroffen.
(pag. 87) Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het intreden van de dood verklaard door weefselschade en orgaanfunctiestoomissen ten gevolge van een inschot aan het hoofd. In relatie met de drie overige inschoten waren geen vitale structuren geraakt en daarom hebben deze letsels geen substantiële bijdrage geleverd aan het intreden van de dood.
(blz. 89) De sectie op het lichaam heeft plaatsgevonden op 14 juli 2013.
1.6.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Oost-Brabant, Divisie Informatie en Opsporing, DIO – Recherche Expertise, proces-verbaalnr. PL2100 2013072639-321 (opgenomen in het aanvullend proces-verbaal onder nummer 31102014.0900.0515 d.d. 31 oktober 2014, p. 4-6), d.d. 3 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisant:
Ik was op 14 juli 2013 aanwezig bij de sectie op het stoffelijk overschot van [slachtoffer] . Hierbij werden vier projectielen aangetroffen, genummerd 1, 2, 3 en 4 en respectievelijk voorzien van SIN AAEK5946NL, AAEK5950NL, AAEK5948NL en AAEK5949NL.
1.7.
Een proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict van politie Eenheid Oost-Brabant, Divisie Informatie en Opsporing, DIO – Team Forensische Opsporing, proces-verbaalnr. PL21R3 2013072639-27, d.d. 14 maart 2014 (p. 31-49, zaaksdossier E), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
(blz. 31) Op 13 juli 2013 te 07:20 uur werd door ons sporenonderzoek verricht.
(blz. 32) Het onderzoek is verricht in de woning, op de oprit, voortuin en directe omgeving behorende bij de woning aan [adres slachtoffer] te Veghel.
(blz. 33) Op het straatwegdek vóór de oprit lagen 5 hulzen met bodemstempel DSGN 7.65 (SIN AAGB3385NL, AAGB3386NL, AAGB3387NL, AAGB3388NL en AAGB3389NL).
Op de oprit stond een personenauto merk Mercedes met kenteken [kenteken auto slachtoffer] . Nabij het rechter achterwiel van de auto lag een huls op de oprit (SIN AAGB3384NL) identiek aan de eerdergenoemde hulzen.
(blz. 34) Op de oprit stond een personenauto van het merk Mercedes gekentekend
[kenteken auto slachtoffer] .
In de ruit van het linker achterportier van de Mercedes zagen wij zes beschadigingen.
Gelet de vorm, de breuklijnen en het aantreffen van glasscherven links op de achterbank van de auto, kan worden gesteld dat de beschadigingen inschoten zijn van de projectielen buiten de auto, door de ruit de auto in. Links naast de auto zagen wij glassplinters liggen op de opritbestrating van de woning in een straal van twee meter vanaf de beschadigingen in de ruit van het linker achterportier. De ruit werd bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van schotresten (SIN AAEL2627NL). In de auto, links op de zitting van de achterbank, lagen enkele stukjes metaal, zeer waarschijnlijk manteldeeltjes afkomstig van een projectiel
(SIN AAEX9613NL, AAEX9599NL en AAEX9600NL). Op de vloermat voor deze zitting lag eveneens een stukje, zeer waarschijnlijk een manteldeeltje afkomstig van een projectiel (SIN AAEX9612NL). Bij het openen van het rechter achterportier viel een stukje metaal naar buiten (AAEX9609NL). Tevens werd een stukje metaal aangetroffen op deze portierdorpel (AAEX9610NL). Beide metaaldeeltjes zijn zeer waarschijnlijk manteldeeltjes afkomstig van een projectiel
(blz. 35) Er zat een beschadiging in de bekleding aan de linkeronderhoek van de bestuurdershoofdsteun. Aan de onderzijde van de bestuurdershoofdsteun zat eveneens een beschadiging waaruit een kluwen witte draadjes stak. In de voorruit van de auto zagen bij vier stervormige beschadigingen. Rechts voorin de auto, op het ventilatierooster van het dashboard lag een gefragmenteerde kogelpunt met daaraan lichtgekleurde draadjes. In de bestuurdersstoel van de Mercedes zat het levenloze lichaam van een man, deels voorovergebogen over het middenconsole.
(blz. 36) Op het linker bovenbeen lag een stukje metaal, zeer waarschijnlijk een manteldeeltje van een projectiel (SIN AAEX9598NL). Uit de bovenkleding van het levenloze lichaam viel een metaaldeeltje, zeer vermoedelijk een manteldeeltje afkomstig van een projectiel (SIN AAEL2616NL). Wij zagen in de achterkant van het t-shirt van de overleden man , tussen de schouderbladen, een ronde beschadiging waarbij ogenschijnlijk opgedroogd bloed zichtbaar was in het textiel. In de achterkant werd eveneens twee ronde beschadigingen naast elkaar aangetroffen met eveneens ogenschijnlijk opgedroogd bloed in het textiel. In de korte linkermouw werd een ronde beschadiging waargenomen met wederom ogenschijnlijk gedroogd bloed in het textiel.
(blz. 37) Wij zagen in de nek van de man een huidbeschadiging waaruit bloed was gelopen. Deze beschadiging werd door ons op 13 juli 2013 te 10:00 uur waargenomen, waarbij wij opmerkten dat het uitgelopen bloed opgedroogd was. Tussen de schouderbladen werd een huidbeschadiging aangetroffen waaruit bloed was gelopen. Op de schouder nabij de linker oksel zagen wij een ronde huidbeschadiging waaruit bloed was gelopen. Op de rug, in de linkerflank zagen wij drie huidbeschadigingen.
(blz. 39) Er kan worden geconcludeerd dat de schutter zich vermoedelijk op de oprit bevond, buiten de auto, schuin achter de bestuurder op het moment dat de schoten vielen. Het slachtoffer die op de bestuurdersstoel zat is van linksachter neergeschoten met een pistool waarmee minimaal zes maal is gevuurd met een kaliber 7.65 munitie.
1.8.
Een proces-verbaal Technisch Onderzoek van politie Brabant-Noord, Divisie Informatie en Opsporing, Forensische Opsporing – Verkeers Ongevallen Analyse, BVHnr. 2013072639, d.d. 14 maart 2014 (p. 96-105, zaaksdossier E), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
(blz. 99) Onderzoeksvoertuig: Mercedes-Benz, kenteken [kenteken auto slachtoffer]
(blz. 101) Door ons werd gecontroleerd welke verlichting van het voertuig bleef branden, nadat de motor uitgeschakeld was. Wij zagen dat de achterlichten bleven branden. Ook zagen wij dat aan de voorzijde van het voertuig er verlichting bleef branden . Het maakt hierbij niet uit of de sleutel, nadat de motor uitgeschakeld was, al dan niet in het contactslot bleef zitten. Voorts bleek dat de achterlichten nog 60 seconden bleven branden nadat de motor van het voertuig uitgeschakeld was.
1.9.
Een proces-verbaal sporenonderzoek Mercedes [kenteken auto slachtoffer] van politie Eenheid Oost-Brabant, Divisie Informatie en Opsporing, DIO – Recherche Expertise, DIO – Team Forensische Opsporing, proces-verbaalnr. PL21R3 2013072639-59, d.d. 22 juli 2013 (p. 106-113, zaaksdossier E), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
In het voertuig werden verschillende fragmenten van projectielen aangetroffen en wel op de zitting van de bestuurdersstoel nabij de rugleuning (SIN AAGG8380NL) en op de vloer voor de achterbank aan de rechterzijde, achter de bijrijder. Er werd ook nog een projectiel aangetroffen achter het gedemonteerde dashboard. Gelet op de uitgelijnde schootsbanen wordt door ons aangenomen dat de schutter zich tijdens het lossen van de schoten met de loopmonding van het gebruikte vuurwapen zeer waarschijnlijk aan de linkerzijde van de betreffende personenauto bevond, schuin achter de bestuurder.
1.10.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking LVBT, nummer 1841.2013.0990-A d.d. 30 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisant:
Er werden zes inschoten in het linker achterportier aangetroffen, welke zich bevonden op de volgende hoogten ten opzichte van de grond: 108 cm, 116 cm, 118 cm, 119 cm, 122 cm en 125 cm.
1.11.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Veghel op 13 juli 2013) d.d. 20 september 2013, opgesteld en ondertekend door ing. M.E. Bestebreurtje (p. 233-238, zaaksdossier E), voor zover inhoudende:
Conclusie:
Uit vergelijkend onderzoek van de zes hulzen voorzien van het bodemstempel DGSN 7.65mm, SIN AAGB3384NL t/m -89NL, volgt dat zij zeer veel waarschijnlijker zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan dat zij zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber met eenzelfde systeemkenmerken.
Voorts volgt uit dit onderzoek dat de zes hulzen vermoedelijk zijn verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65 mm Browning, merk Walther of een daarvan afgeleide.
1.12.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Veghel op 13 juli 2013) d.d. 22 november 2013, opgesteld en ondertekend door ing. R.C. Roepnarain (p. 255-261, zaaksdossier E), voor zover inhoudende:
De hulzen AAGB3384NL t/m -89NL zijn bemonsterd op schotresten, SIN AAEK5743NL t/m -48NL, en deze bemonsteringen zijn vergeleken met (in)schotrestenbemonstering AAEL2627NL (acht schotrestenfolies waarmee de beschadigingen in een autoruit zijn bemonsterd). Bij een visueel onderzoek is vastgesteld dat de aangetroffen nitrocellulosekruitdeeltjes op de schotrestenfolies (AAEL2627NL) dezelfde uiterlijke kenmerken hebben als de aangetroffen deeltjes op de schotrestenbemonsteringen (AAEK5743NL t/m AAEK5748NL). Voorts blijkt uit de bevindingen van het onderzoek aan het schotrestenfolies (AAEL2627NL) dat het waarschijnlijker is dat de schootsafstand tussen 10 en 150 cm is, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 10 cm of groter is dan 150 cm.
1.13.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (vervolg munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Veghel op 13 juli 2013) d.d. 27 november 2013, opgesteld en ondertekend door ing. M.E. Bestebreurtje (p. 264-271, zaaksdossier E), voor zover inhoudende:
Conclusie:
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de drie kogels (AAEK5946NL, -48NL en -50NL) en de zeven kogelmanteldelen (AAEL2616NL, AAEX9598NL, -9599NL, -9600NL, -9609NL, -9610NL en AAGG8380NL), die het best passen bij het kaliber 7,65mm Browning, zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop dan wanneer zij zijn afgevuurd uit twee of meerdere lopen van hetzelfde kaliber met dezelfde systeemkenmerken. De afvuursporen in de kogels passen voorts bij meerdere merken vuurwapens waaronder pistolen van het merk Walther.
1.14.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-54, (p. 589, zaaksdossier C), d.d. 16 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] aan verbalisanten:
Ik woon aan de [adres getuige 3] in Veghel. [slachtoffer] heeft mij op 12 juli 2013, omstreeks 23:04 uur, afgezet bij mijn woning. [slachtoffer] reed vervolgens weg in zijn auto, een Mercedes.
1.15.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-115, (p. 651-652, zaaksdossier C), d.d. 29 augustus 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 7] aan verbalisanten:
Ik bevond mij in de avond van 12 juli 2013 in de ouderlijke woning gelegen aan [adres getuige 7] in Veghel. [slachtoffer] is toen tussen 23.00 en 23.15 uur even bij ons aan de deur geweest. Hij zat in een zwarte auto. De volgende dag zag ik op internet een foto van de auto waarin [slachtoffer] was doodgeschoten. Dat was dezelfde auto als waarmee hij die avond langs kwam.
1.16.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-70, (p. 357, zaaksdossier C), d.d. 24 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 8] aan verbalisant:
Op 12 juli 2013, iets voor 23:30 uur, reed ik in mijn personenauto over de De Ruijterstraat in Veghel. Ik reed voorbij de kruising met de Piet Heinstraat de wijk Scheifelaar in. Op de hoek van de eerste zijstraat naar rechts ligt een wit huis. Ik zag voor mij een personenauto rijden, die die straat in reed. Ik zag daarna dat die auto de oprit van de witte woning op de hoek van De Scheifelaar met de Piet Heinstraat (het hof begrijpt: [adres slachtoffer] ) op reed. Het was een grote zwarte auto.
1.17.
Een proces-verbaal van bevindingen van politieregio Brabant-Noord, District Maas en Leijgraaf, D3 – Team Veghel, proces-verbaalnr. PL21Z2 2013072535-2, d.d. 26 juli 2013 (p. 737-738, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Op 12 juli 2013, omstreeks 23:23 uur, reageerden wij op een gemelde verdachte situatie in de Piet Heinstraat te Veghel. Toen wij ons bevonden op de kruising van de Piet Heinstraat met De Ruijterstraat keken richting de woning van de ons ambtshalve bekende [slachtoffer] . Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag dat er op de inrit van de woning aan [adres slachtoffer] te Veghel een donkere Mercedes stond.
1.18.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-10, (p. 407-412, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [partner] aan verbalisanten:
Ik woon op het adres [adres slachtoffer] te Veghel. Ik woonde samen met [slachtoffer] . Ik was in de avond van 12 juli 2013 bij mijn moeder te Veghel. [slachtoffer] heeft mij om 23:17 uur nog gebeld. Hij zei toen dat hij zo thuis kwam en ik zei dat ik er zo aan kwam. Ik ben vijf à tien minuten na dit gesprek naar huis gegaan. Ik kwam rond 23:30 uur met de auto thuis. De auto van [slachtoffer] , een zwarte Mercedes, stond al op de oprit. Ik ben de woning binnengegaan, doch [slachtoffer] was niet binnen. Ik heb om 23:54 nog naar [slachtoffer] gebeld, maar er werd niet opgenomen.
1.19.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-38, (p. 416, zaaksdossier C), d.d. 15 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [partner] aan verbalisanten:
Mijn telefoon betreft een Iphone 4s.
1.20.
Een proces-verbaal van bevindingen van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 – Districtelijke Opsporing, proces-verbaalnr. PL21XO 2013072639-88, d.d. 8 augustus 2013 (p. 419, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisant:
Ik heb de Iphone 4s van [partner] onderzocht. Het telefoonnummer is 06-17724994.
Op 12 juli 2013 om 23:17 uur wordt [partner] gebeld door [slachtoffer] . Dit gesprek duurt 18 seconden.
Op 12 juli 2013 om 23:54 uur belt [partner] naar [slachtoffer] . Er wordt niet opgenomen.
1.21.
Een proces-verbaal van relaas van politieregio Oost-Brabant, TGO Sinope, proces-verbaalnr. 60-367905, d.d. 3 juli 2013 (p. 64, hoofdstuk 1, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Het gsm-toestel van [slachtoffer] gebruikte tijdens het contact met [partner] op 12 juli 2013 om 23:17 uur een mast die geen dekking bood op de plaats delict. Het laatst geregistreerde uitgaand telefoongesprek van het telefoonnummer in gebruik bij [slachtoffer] is het gesprek met [partner] van 12 juli 2013 te 23.17 uur.
1.22.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van politie eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnr. 60-367419, (p. 730-732, zaaksdossier C), d.d. 7 augustus 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, betreffende een 112-melding d.d. 12 juli 2013 omstreeks 23:21 uur, voor zover inhoudende:
MK = Meldkamer.
Melder = [getuige 4] = [getuige 4] .
[getuige 4] : Ik denk dat we inbrekers hebben gezien (..) Ze zijn net weggereden (..) Maar ik heb wel het kenteken (..) Ik woon in de [adres getuige 4] (..) In Veghel (..) Ik woon zelf op [adres getuige 4] .
(..)
MK: [adres getuige 4] , oké, en (…) wat heeft u precies gezien mevrouw?
[getuige 4] : (..) een uurtje (…) ja vijf kwartier geleden stond er een klein wagentje hier bij mij voor de deur en er kwam een grotere wagen langs staan en uit die kleine wagen stapt in die grote wagen en hij liet die kleine wagen staan en die kleine wagen die hoort hier niet thuis.
(..)
[getuige 4] : (..) en net komt die kleine jongen met een capuchon op helemaal in het zwart gekleed, die komt rennend naar zijn auto en die scheurt weg.
(..)
[getuige 4] : Ik heb de kentekens (..) Van die kleine is van [kenteken]
MK: [kenteken] ?
[getuige 4] : Ja, [kenteken] MK: Ja
(..)
[getuige 4] : Die kleine die heeft een uur hier voor deur gestaan, dus (…), en die hoort hier niet in de
straat thuis (..) Dat weet ik 100% zeker.
(..)
[getuige 4] : (…) die jongen van die kleine auto, die was heel klein (..) En die was helemaal in het
zwart gekleed en die had een capuchon op en die rende dan hier in een keer keihard voorbij en die stapt in en scheurt weg.
1.23.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-14, (p. 739-743, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 4] aan verbalisanten:
Ik bevond mij rond 22:30 uur
(het hof: op 12 juli 2013)in mijn woonkamer
(het hof: woning [adres getuige 4] in Veghel).Tegenover mijn woning staan parkeerplaatsen. Ik had daar vrij zicht op. De lantaarnpalen brandden. Op die parkeerplaatsen gingen rond genoemd tijdstip twee auto's, kort na elkaar, naast elkaar staan. Het betrof een grote luxe auto en een kleinere auto (een Ford). Die kleine auto was blauw/paarsig van kleur. Er stapte een kleine jongen van de bestuurdersplaats uit de kleine auto. Ik schat de lengte van de jongen op 1.60 meter. Hij had een getint uiterlijk en droeg donkere bovenkleding. De kleine jongen stapte bij die grote wagen in. Hierna reed de grote auto weg. Circa een half uur later zag ik die grote auto weer door mijn straat rijden en ter hoogte van de Houtmanstraat stoppen. Ik zag dat de kleine jongen uit de auto stapte en in de richting van de friettent, tegenover [slachtoffer] 's woning, liep. Ik ben toen samen met mijn zoon de hond uit gaan laten. Wij liepen richting friettent. Ik en mijn zoon liepen terug naar huis. Ongeveer 30 minuten later zag ik die kleine jongen door mijn straat rennen. Hij rende voor onze woning langs en stak de weg over naar de kleine auto. Hij stapte in deze auto en scheurde weg. Ik heb ook nog een knal gehoord. Mijn dochter heeft mij in dat verband om 23.20 uur een bericht gestuurd. Ik heb het kenteken van die kleine auto opgeschreven toen deze voor mijn woning geparkeerd stond.
1.24.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 Districtelijke opsporing, proces-verbaalnr. PL21X0 2013072639-14, (p. 745-760, zaaksdossier C), d.d. 22 augustus 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 4] aan verbalisanten:
(blz. 750) Het kenteken heb ik genoteerd toen die kleine jongen overstapte in de grote auto. Mijn zoon heeft het kenteken opgenoemd.
(blz. 751) De kleine jongen stapte in aan de linker achterzijde van de grote wagen.
(blz. 753) Ik ging kijken waar die auto heen ging en toen zag ik die jongen uitstappen. De auto stopte bij het bordje “Houtmanstraat”. En die jongen stapte toen uit. Ik weet 100% zeker dat het dezelfde jongen is als die kort daarvoor was ingestapt. Ik zag dat aan zijn houding, zijn figuur, zijn lengte.
(blz. 754) Wij hebben de hond hooguit vijf minuten uitgelaten.
(blz. 758) Alles is gebeurd tussen 22:30 en 23:20 uur. Vanuit de woning gezien kwam hij van de rechterkant aangerend
(het hof: vanaf richting De Scheifelaar).Ik heb toen de politie gebeld. De kleine stapte aan de bestuurderskant in. Ik heb dat niet gezien, dat heeft mijn man of zoon gezien. Want ik had op dat moment de politie aan de telefoon. Zij vertelden dat hij instapte en wegscheurde. Je hoorde echt piepen. Op het moment dat ik hem langs zie rennen ging ik de telefoon pakken.
(blz. 759-760) Ik zat op de bank en hoorde in één keer een soort van timmeren. Vlak daarna rende die jongen hier langs. Tussen het timmeren en het rennen zat nog geen drie minuten.
1.25.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, Divisie Informatie en Opsporing, DIO – Tactische en Thematische opsporing DIO, Team Tactische Opsporing, proces-verbaalnr. PL21T2 2013072639-32, met bijlage (p. 763-767, zaaksdossier C), d.d. 14 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 5] :
Ik zat op 12 juli 2013, laat in de avond, in de woonkamer van mijn ouderlijke woning. De gordijnen waren open en de lantaarnpaal voor onze woning stond aan. Ik zag op enig moment een Ford Fiësta op een parkeerplaats tegenover onze woning geparkeerd staan. Heel kort daarna, het was nog korter dan een minuut, zag ik nog een auto stoppen. Het was een grote auto. Deze auto stopte ter hoogte van de Ford Fiësta . Ik zag van de Ford Fiësta de bestuurdersdeur opengaan en daarna weer dichtgaan. Ik zag iemand links achterin de grote auto stappen. Toen reed de grote auto weg. Even later kwamen ze weer terug en toen stapte er een uit. Die liep in de richting van de friettent, dat is in de richting van huis van [slachtoffer] . Hij had dezelfde lengte als degene van die Ford Fiësta . Toen ging ik met mijn moeder de hond uitlaten richting friettent. Daarop zijn wij weer naar huis gegaan. Ik ging wederom op de bank
(het hof begrijpt: in de woonkamer)zitten. Toen hoorde ik getik. Het was een hard geluid. Kort daarop zag ik iemand voorbij rennen komende vanuit de richting van de friettent. De man was in het zwart gekleed en rende alleen. Hij ging naar de geparkeerde Ford Fiësta en stapte in aan de bestuurderskant. Hij reed achteruit de straat op en vervolgens de straat uit. Toen die man in de grote auto stapte, heb ik het kenteken van de Ford op een briefje genoteerd. Ik schreef het thuis op een blaadje. Ik heb dat blaadje nog thuis liggen. Ik heb het kenteken nog ingetypt op de RDW-site. Het kenteken van die Ford klopte. Die Ford was blauw van kleur, dat kon ik wel zien. Die kleur klopte ook met de gegevens.
Noot verbalisant: Na afloop van het verhoor werd getuige en zijn moeder [getuige 4] thuis gebracht. Laatstgenoemde overhandigde een briefje met daarop onder meer genoteerd [kenteken]
(bijlage briefje blz. 767).Verder toonde [getuige 4] vanuit haar smartphone de volgende Whats-app berichten (
blz. 774):
23:20 uur: Wie is hier aan het timmeren of zo (bericht van haar dochter [getuige 2] )
23:22 uur: Eerst timmeren, toen rennen, toen wegscheuren auto (bericht van haar dochter [getuige 2] ).
1.26.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1-Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21X0-2013072639-223 (p. 782, zaaksdossier C), d.d. 26 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 2] :
Ik heb in de nacht van 12 juli 2013 whatsapp-berichten aan mijn moeder gestuurd, omdat ik dacht er iemand aan het timmeren was. Ook hoorde ik iemand heel hard wegrennen en een auto hard wegrijden. Ik bevond mij toen in mijn slaapkamer
(het hof begrijpt in haar ouderlijk huis, [adres getuige 4] te Veghel).
1.27.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1-Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21X0-2013072639-223 (p. 775-776, zaaksdossier C), d.d. 30 augustus 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 9] .:
Ik ben woonachtig op het adres [adres getuige 9] in Veghel. Ik liep op 12 juli 2013, omstreeks 22:30 uur, onze woning uit. Ik zag dat er een auto stopte ter hoogte van de kruising met de Houtmanstraat. Er stapte een klein persoon uit en die persoon liep richting de friettent. Ik ben circa 10 minuten later onze woning weer binnengegaan. Het was rustig totdat ik getik hoorde. Na het tik-tik heb ik iemand voorbij zien rennen naar een hier aan de overzijde geparkeerd staande kleine auto. Dat kleine autootje scheurde daarop weg.
1.28.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, Divisie Expertise en ondersteuning, DEO – Vreemdelingenpolitie, proces-verbaal nr. PL21E3-2013072639-17 (p. 363-364, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 10] :
Ik woon op adres [adres getuige 10] in Veghel. In de avond van 12 juli 2013 zat ik samen met mijn vrouw en zoon buiten in de tuin. Ik hoorde drie à vijf schoten. In ben met mijn zoon naar de kruising met De Scheifelaar gelopen en zag de zwarte auto van [slachtoffer] op de oprit van het witte huis staan. Wij zagen dat de remlichten uitgingen.
1.29.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1-Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21E3-2013072639-17 (p. 365-367, zaaksdossier C), d.d. 14 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 10] :
Ik heb de knallen rond 23:15 uur gehoord. De knallen kwamen van de overzijde, van de kant van het witte huis van [slachtoffer] . We zijn in de richting van het huis van [slachtoffer] gelopen. Ik zag dat de (rem)lichten van de auto op de oprit van de witte woning langzaam uitgingen.
1.30.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1-Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21XO 2013072639-26 (p. 359-361, zaaksdossier C), d.d. 14 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 11] :
Ik zat op 12 juli 2013 samen met mijn ouders in hun tuinhuis. Rond 23.00 uur hoorde ik vijf à zes doffe knallen. Ik liep het tuinhuis uit en keek over de schutting. Ik zag de lampen branden van de auto van [slachtoffer] . Wij zijn de poort uitgelopen en wij zagen de lampen nog steeds branden. Wij zijn een stukje de straat ingelopen. Toen we terugliepen zagen wij de lampen uitgaan van de auto. [slachtoffer] heeft een zwarte Mercedes.
1.31.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1-Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21XO 2013072639-19 (p. 372-374, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan de [adres getuige 1] in Veghel. Ik heb vijf schoten gehoord. Het waren pang-knallen. Ik hoorde die schoten ongeveer om 23.10 à 23.15 uur.
1.32.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 – Team Schijndel, proces-verbaal nr. PL21X6 2013072639-3 (p. 380, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 12] :
Ik woon aan [adres getuige 12] in Veghel. Op 12 juli 2013, omstreeks 23.15 uur, hoorde ik vier à vijf knots harde knallen.
1.33.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1– Team Schijndel, proces-verbaal nr. PL21X6 2013072639-2 (p. 382, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 13] :
Ik woon aan [adres getuige 13] in Veghel. Op 12 juli 2013 was ik thuis. Omstreeks 23:30 uur hoorde ik snel achter elkaar vier à vijf knallen.
1.34.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1– Team Schijndel, proces-verbaal nr. PL21X6 2013072639-22 (p. 384-385, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 14] :
Ik woon op adres [adres getuige 14] in Veghel. Op 12 juli 2013 was ik thuis. Tussen 23:15 en 23:30 uur hoorde ik meerdere schoten/knallen achter elkaar. De schoten/knallen klonken allemaal hetzelfde. Het ging vrij snel achter elkaar. Het waren pang-pang-knallen.
1.35.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Maas en Leijgraaf, D3 - Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21ZO-2013072639-18 (p. 387-388 zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 15] :
Op 12 juli 2013 omstreeks 23.30 uur was ik in onze woning aan de [adres getuige 15] in Veghel. Ik hoorde vier schoten snel achter elkaar.
1.36.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Maas en Leijgraaf, D3 – Team Veghel, proces-verbaal nr. PL21Z2-2013072639-11 (p. 376, zaaksdossier C), d.d. 13 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 6] :
Ik woon aan [adres getuige 6] in Veghel. Op 12 juli 2013 omstreeks 23.00 uur ben ik naar bed gegaan. Omstreeks 23.15 uur hoorde ik een vijftal harde doffe knallen. Ik keek naar buiten en zag de zwarte Mercedes van [slachtoffer] op de oprit staan. [slachtoffer] woont op [adres slachtoffer] . Toen ik omstreeks 06.25 uur naar buiten liep heb ik nogmaals vanaf mijn oprit in de richting van de Mercedes van de buurman gekeken. Ik zag [slachtoffer] naar de rechter zijkant hangend in zijn auto zitten. Ik zag bloed in zijn nek. Ik zag dat er kogelgaten in de ruit van het linker achterportier zaten.
1.37.
Een proces-verbaal van relaas van politieregio Oost-Brabant, TGO Sinope, proces-verbaalnr. 60-367905, d.d. 3 juli 2013 (p. 66-69 en 75-76, hoofdstuk 1, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
(blz. 66) De auto Ford Fiësta met kenteken [kenteken] staat op naam van [naam zus verdachte] , wonende te [adres 2] in Vught. Op dat adres staat tevens ingeschreven: [verdachte]
(blz. 68) Naar de verkeersbewegingen van het kenteken [kenteken] van de Ford Fiësta werd het volgende onderzoek ingesteld. Van het bedrijf ARS (beheert camera’s langs wegen in Nederland die kentekens registreren ten behoeve van onderzoek naar verkeersbewegingen) werden registraties van het kenteken [kenteken] op 12 juli 2013 gevorderd.
Er zijn vele mogelijkheden om met een auto in Veghel te komen zonder daarbij langs een camera van ARS te komen.
ARS-registraties kenteken [kenteken] op 12 juli 2013:
23:34:02 uur te Gemert (rotonde Beeksedijk)
23:35:20 uur te Gemert (Gemertseweg)
23:46:02 uur te Nuenen (Smits van Oyenlaan)
23:48:56 uur te Eindhoven (Eisenhowerlaan)
23:50:10 uur te Eindhoven (Van Oldenbarneveltlaan)
23:52:29, 23:53:00, 23:53:59 en 23:55:38 uur te Eindhoven (John F. Kennedylaan)
(blz. 69) Opnieuw werden historische gegevens gevorderd van ARS met betrekking tot het kenteken [kenteken] maar dan van 13 juli 2013.
ARS-registraties kenteken [kenteken] op 13 juli 2013:
00:15:39 t/m 00:22:15 uur (6x op de N65, traject Berkel Enschot-Vught)
01:05:00 t/m 01:21:18 uur (9x op de N65, Vught-Berkel Enschot)
(blz.72) Uit de verkeersbewegingen van kenteken [kenteken] kan worden afgeleid dat de inzittende(n) van dit voertuig:
-tussen 12 juli 2013 te 23:34 en 13 juli 2013 te 00:22 uur vanuit Gemert via Eindhoven in de richting van Vught is/zijn gereden;
-tussen 13 juli 2013 te 01:05 uur en 01:21 uur vanuit Vught in de richting van Tilburg is/zijn gereden.
(blz. 75) Met betrekking tot het kenteken [kenteken] werden historische gegevens gevorderd van ARS in de periode van 1 januari 2013 tot 1 augustus 2013. Hieruit bleek dat het kenteken op 11 juli 2013 onder andere was geregistreerd in Veghel.
ARS-registraties kenteken [kenteken] op 11 juli 2013:
00:24:11 uur te Veghel (Rembrandtlaan richting Udenseweg/Rijksweg A50)
02:55:02 uur te Gemert (Beeksedijk, richting Beek en Donk)
02:56:33 uur te N615 Gemertseweg tussen Gemert en Beek en Donk (richting Beek en Donk)
03:08:11 uur te Nuenen (Smits van Oyenlaan, richting A270 Eisenhowerlaan)
03:11:22 uur te Eindhoven (Eisenhowerlaan thv Wolvendijk)
03:12:14 uur te Eindhoven (Eisenhowerlaan thv Oldenbarneveltlaan)
03:17:56 uur te Eindhoven (John F. Kennedylaan ri A50)
(pag. 76) De verkeersbewegingen van het kenteken [kenteken] op 11 en 12 juli 2013 zijn met elkaar vergeleken. Het kenteken werd die dagen diverse malen op dezelfde locaties geregistreerd.
(blz. 78) Er is met de in beslag genomen Ford Fiësta ( [kenteken] ) vanaf de plaats delict in Veghel naar de eerste registrerende ARS-camera in Gemert gereden en wel met de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Deze rit werd afgelegd in 15 minuten en 52 seconden.
1.38.
Een mutatierapport van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 – Team Boxtel, registratienummer PL21X5 2013018102-13, d.d. 5 maart 2013 (p. 921-922, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Op 5 maart 2013 te 21:51 uur troffen wij op de Irenelaan te Vught een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] aan. De bestuurder hiervan was [verdachte] .
1.39.
Een mutatierapport van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 – Team Boxtel, registratienummer PL21X5 2013039230-1, d.d. 17 april 2013 (p. 923-924, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Op 17 april 2013 tussen 20:30 uur en 20:45 uur werd door ons op Vughterweg te
's-Hertogenbosch een blauwe Ford Fiësta met kenteken [kenteken] gecontroleerd. De bestuurder hiervan was [verdachte] .
1.40.
Een observatie proces-verbaal van Regionale Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Observatie en Techniek, proces-verbaalnummer 20130716.21TGO13007.M114, d.d. 16 juli 2013 (p. 928-929, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Op 16 juli, omstreeks 16:41 uur zag ik, verbalisant M136, dat een blauwe Ford Fiësta met kenteken [kenteken] vertrok vanaf de Rietdekkerstraat te Uden, met als bestuurder een manspersoon met een donker uiterlijk. Op 16 juli 2013, omstreeks 17:05 uur, herkende ik, verbalisant M116, op de N279 te 's-Hertogenbosch, [verdachte] als bestuurder van een blauwe Ford Fiësta met kenteken [kenteken] .
1.41.
Een observatie proces-verbaal van Regionale Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Observatie en Techniek, proces-verbaalnummer 20130718.21TGO13007.M131, d.d. 18 juli 2013 (p. 944-947, zaaksdossier C), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
Op 18 juli 2013, omstreeks 17:08 uur, zag ik, verbalisant M111, op de Rietdekkerstraat te Uden een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] rijden met [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte)als bestuurder.
1.42.
Een OVC-gesprek d.d. 14 augustus 2013 omstreeks 15:18 uur, transcriptie 282253496, tussen [naam zus verdachte] met een NN-vrouw (weergegeven op blz. 941-943 van zaaksdossier C:
NN: Welke dag krijgt [verdachte] de auto van jou?
[naam zus verdachte] : Als ik hem niet nodig heb (..) en als hij gaat werken (..) en. .woensdag en vrijdagavond
1.43.
Een tapgesprek d.d. 20 september 2013 omstreeks 16:55:20 uur, transcriptie 282290856, (weergegeven op blz. 1186-1188 van zaaksdossier C:
[naam zus verdachte] belt uit naar haar oom [oom verdachte] .
Het verbaast oom [oom verdachte] niet dat ze de auto van [verdachte] ook hebben meegenomen (..) [naam zus verdachte] zegt dat hij ook vaak in de auto rijdt.
1.44.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 – Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21XO-2013072639-132 (p. 1693-1728, zaaksdossier C), d.d. 19 september 2013 te 13.40 uur, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
(blz. 1718) Ik ga in de auto naar school en werk. Dat is de auto van mijn zuster. Het betreft een blauwe Ford. Mijn zuster gaat eigenlijk nooit met de auto.
(blz. 1719)
Verbalisanten: jij hebt de auto van je zus en als zij hem nodig heeft kan ze het vragen aan jou?
Ja. Ik gebruik de auto bijna elke dag. Het is een of twee keer voorgekomen dat we de auto hebben uitgeleend. Ik ben degene die het meest gebruik maakt van de auto
1.45.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte van politieregio Brabant-Noord, District Meierij, D1 – Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL21XO-2013072639-133 (p. 1729-1745, zaaksdossier C), d.d. 19 september 2013 te 16.45 uur, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
(blz. 1735) U houdt mij voor dat ik eigenlijk de enige ben die gebruik maakt van de auto van mijn zus (het hof begrijpt: de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] ). Ja.
1.46.
Een - alleen in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen tot bewijs gebruikt – landelijk meldingsformulier van de politie Oost-Brabant (p. 948, zaaksdossier C), voor zover deze - zakelijk weergegeven - inhoudt:
Betreft: [verdachte] .
Datum opname: 19 september 2013.
[signalement]
1.47.
Een OVC-gesprek (c-gesprek) d.d. 25 augustus 2013 vanaf 01:17 uur en 01:22 uur, transcripties 282273196 en 282273221, verdachte met [getuige d] (weergegeven op blz. 87-88, 1078-1079 en 1081-1082 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige d] blz. 1038-1042 (proces-verbaal van identificatie van een persoon, in het bijzonder p. 1041), blz. 1100-1101 (proces-verbaal stemvergelijking) en blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie) en blz. (1223a-) 1223g (proces-verbaal van bevindingen gesprekken nav vuurwapenbezit en – gebruik verdachte);
- Identificatie/stemherkenning verdachte blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie) en blz. (1223a-)1223g (proces-verbaal van bevindingen gesprekken nav vuurwapenbezit en – gebruik verdachte).
(blz. 1078)
(..)
VE: (..) Ik heb wel wa, heel wat nieuws meegemaakt, ik heb je al heel lang niet gezien snap je (..) ik heb wel heel wat gekke dingen gedaan
[getuige d] : Ja? Heb je wel eens (…) dat je je goed moest houden of zo (..)
(p.1081-1082)
(…)
VE: Ik ben een fucking murderer
[getuige d] : Murderer, ja dat ben je zeker
VE: Maar van datte...dat weet... niemand weet iets
[getuige d] : Dat moet je ook eigenlijk zo houden jongen, net als met wat je eerst had gedaan, op zich best veel mensen die weten dat nou, ja veel
VE: Hee iedereen in Brabant weet dat hij uh de hele kickbokswereld weet dat hij weg is
[getuige d] : Ja wat ik bedoel, een paar mensen van ons weten dat zeg maar, ik zou toch meer opletten, ook zelfs tegen vrienden maat (..) ik zou dat hoe heet dat, ik zou dat toch niet... ook niet tegen maten proberen, niet teveel te zeggen maat. Dadelijk is iemand of kankerzat of zoiets, of iemand per ongeluk, ook al is het niet de bedoeling of verspreekt ie z'n eigen weet je wel. Dat zou toch... dan zit jij der mee te kijken jongen
VE: Dan schiet ik hem kapot, is er nog eentje weg (..)
(..) Ik heb er eentje (..) een Beretta (..) een 9 mm (..) die dingen zijn zwaar joh (..) een paar kilo, een kilo of zo (..) in de hand...pam, pam, hard jonge dat ding
[getuige d] : (onverstaanbaar)
VE: bij die Beretta nog net iets harder. Pang....en scherpe knal en zo,. pang, pang, pang....schel
1.48.a Een OVC-gesprek (d-gesprek) d.d. 2 september 2013 vanaf 18:07 uur, transcriptie
282273224, verdachte met [getuige a] (weergegeven op blz. 88, blz. 1113-1114 en
blz. 1158-1159 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige a] blz. 1127-1128 (proces-verbaal van bevindingen), blz. 1102-1104 (proces-verbaal van identificatie van een persoon) en (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie);
- Identificatie/stemvergelijking verdachte blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie), blz. 1244,1246 en 1252 (proces-verbaal van bevindingen).
[getuige a] : Hij vraagt hoe duur het kost om iemand in elkaar te laten slaan (..)
VE: Ik schiet hem liever kapot (..) Ken dat niet?
[getuige a] : Nee (..)
(..)
VE: Ik schiet hem liever dood snapte?
[getuige a] : Ja, nee dat is niet de bedoeling (..)
(..)
VE: Als jij ze op tijd een keer gebruikt dan is het goed he, anders komt er alleen maar een laagje stof op he
[getuige a] : ...kogels of hulzen ofzo?
VE: (onverstaanbaar)
[getuige a] : Heb jij dat niet meer gehad? Nou snap ik hitman maat, nou snap ik hit-man, he? Is moordenaar he? Natural born new killer.
(..)
VE: Ik heb dat zo gedaan, ik heb het nou
(..)
[getuige a] : Is dat zo geregeld ja, serieus?
VE: Ja, ik heb gewoon... eh, hoe heet dat? Nadat ik eh, die ene had gedaan
[getuige a] : Ja, ja, onverstaanbaar
VE: Ik heb daar heel veel geld voor gekregen.
1.48.b. Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politie Eenheid Oost-
Brabant, Divisie Informatie en Opsporing, DIO – Tactische- en Thematische Opsporing, proces-verbaal nr. PL2100-2013072639-257 (p. 1581-1584, zaaksdossier C), d.d. 10 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige a] :
(blz. 1581)
V = verbalisant
A = antwoord getuige
(blz. 1583)
Opmerking verbalisant: Middels een voicerecorder wordt een gesprek afgespeeld welke middels Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) is opgenomen op 2 september 2013, omstreeks 18.07 uur (het hof begrijpt: transcriptie 282273224). Het gesprek vond plaats tussen [getuige a] en verdachte [verdachte] in de Ford Fiësta vvk [kenteken] . De getuige krijgt daarnaast ook de schriftelijke uitwerking van het gesprek te lezen.
(blz. 1584)
V: In dit gesprek informeer je bij [verdachte] wat het kost om iemand in elkaar te laten slaan. Waarom vraag je dit aan [verdachte] ?
A: eh, zomaar, omdat [verdachte] thuis zat en ik dacht dat hij misschien wel wat bij wilde verdienen.
1.49.a. Een OVC-gesprek (a-gesprek) d.d. 8 september 2013 vanaf 07:00 uur, transcriptie
282270282, verdachte met [getuige b] (weergegeven op blz. 85, 89, 126, 1029, 1161, 1272 en 1415 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige b] blz. 1035, blz. 1129-1132 (proces-verbaal van identificatie van een persoon) en blz. 1151-1152 (proces-verbaal van bevindingen) en blz. (1153-) 1216-1217 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie) en blz. 1276 en blz. 1422;
- Identificatie/stemvergelijking verdachte blz. 1035, (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie) en blz. 1276 en blz. 1422.
(blz. 1029)
(..)
VE: (..) Ik heb tegen mijn ouders gezegd van ja, ik ben heel anders dan jullie zijn. ik verdien jullie gewoon niet. heb ik tegen hun gezegd.
(…)
VE: Ik verdien jullie niet (..) heb ik gezegd, ik verdien jullie niet. Waarom, ik ben een heel andere jongen geworden, ik heb dingen gedaan afgelopen jaar, daarom kom ik de kerk ook niet meer in.
(..)
Ik ben voor god gaan spelen op een gegeven moment. Ik heb gewoon, voor een aantal mensen ben ik gewoon voor god gaan spelen. Het was hun tijd om te gaan. Ik heb tegen hun gezegd: jullie gaan naar boven. Paf paf paf (...) en ik schiet gewoon paf paf paf paf. Waarom: omdat ik geld wil. Is niet normaal ofwel?
[getuige b] Jij was toch met [naam 2] samen of niet. Maar moet ook een beetje rustig aan doen. Niet te veel he he. Zorgen dat uhh niet...wat niet weet wat niet deert he.
VE: Daarom heb ik tegen hun gezegd, (…) ik verdien niet de goedheid wat jullie hebben. Ik heb tegen hun gezegd, ik heb afgelopen jaar heb ik een aantal dingen gedaan en daarom kom ik ook niet meer in de kerk. Ik weet niet wat ze nou denken, maar misschien weten ze wel een aantal dingen. Maar zoals ik zeg, ik kan jou in ieder geval vertellen dat het echt is, waarom. Ik zeg één naam: [slachtoffer]
[getuige b] Hoe?
VE: [slachtoffer]
[getuige b] Dat is die jongen die jij uhh
VE: Die heb ik vermoord (..) niemand weet het alleen [getuige e] , ik heb het tegen [getuige e] gezegd... .en die zegt, meen je dat nou serieus. Ik weet het niet ja, ik heb nadat ik dat heb verteld heb ik [getuige e] niet meer gezien.
[getuige b] Nee joh, die houdt het voor zich..
VE: Maar misschien denk je, misschien, ja jullie hoeven echt niet bang voor mij te zijn (..) Ik zal jullie nooit iets aandoen. Waarom, jullie zijn mijn jeugd.
[getuige b] Luister, [getuige e] weet ook dat het echt is, maar [getuige e] praat daar gewoon niet over. Als jij dat tegen hem zegt, hij houdt dat voor zichzelf (..)
VE: 50 duizend euro man (..) ik heb nou heel veel geld verdiend (..)
[getuige b] Ja maar kun je er nog uit dan (..) je kan er niet meer uit he
VE: Ik zal jou eerlijk zeggen, misschien ongelooflijk. Het is jouw maat. Ik ben 20 jaar maar ik zit in de Brabantse onderwereld, ik zit in de Brabantse onderwereld (..)
1.49.b. Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van politie Eenheid Oost-Brabant,
District Meierij, D1 – Districtelijke Opsporing, proces-verbaal nr. PL2100-
2013072639-261 (p. 1603-1611, zaaksdossier C), d.d. 11 juni 2014, in de wettelijke
vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van
[getuige b] :
(blz. 1603)
V = verbalisant
A = antwoord getuige
(blz. 1610)
Noot verbalisanten: de getuige krijgt een geluidbestand te horen wat hieronder letterlijk weergegeven is:
- Maar zoals ik zeg, ik kan jou in ieder geval vertellen wat (het hof begrijpt: dat) het echt is, waarom. Ik zeg een naam: [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] )
- Hoe?
- [slachtoffer] . (of [slachtoffer] , het hof)
- Dat is d(i)e jongen die jij uhh
- Die heb ik vermoord
- en die heb jij ook op Veronica en zo hebt gezien. je hebt hem gezien. Veronica, Omroep brabant, alles.
- Weet je, zolang.
- Niemand weet het alleen [getuige e] , ik heb het tegen [getuige e] gezegd en die zegt, meen je dat nou serieus. Ja, ik weet het niet ja, ik heb nadat ik dat heb verteld, heb ik [getuige e] niet meer gezien.
- Nee joh, die houdt het voor zich.
- Maar misschien denke (denk je, het hof), misschien, ja, jullie hoeven echt niet voor mij bang te zijn
- nee joh.
- Ik zal jullie nooit iets aandoen. Waarom, jullie zijn mijn jeugd.
- Luister, [getuige e] weet ook dat het echt is, [getuige e] praat daar ook niet over. Als jij dat tegen hem zegt, jij (het hof begrijpt: hij) houdt dat voor zichzelf ik bedoel als niemand ander dat wil of kan weten dan zou jij daar zelf (…) moeten zeggen. en niet [getuige e] . Maar zolang je gewoon (..) ja, zolang je niet gepakt wordt dan is het goed. Ik wil niet dat jij gepakt wordt maat. dan is het niet goed.
- 50.000 euro maat (..)
- ik heb nou heel veel geld verdiend (..)
- Ja maar kun je er nog uit dan (..) je kan er niet meer uit he
V: Het lijkt mij [getuige b] , dat het moment is aangebroken dat jij jouw kant van het verhaal vertelt. Wij horen jou zeggen:
zolang je niet gepakt wordt dan is het goed. Ik wil niet dat jij gepakt wordt maat. dan is het niet goed.En nu zit jij hier voor ons [getuige b] . Horen wij jouw stem en die van [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ). Wij horen het jullie hebben over de moord op [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ). Er is hier een moord gepleegd [getuige b] . Jij weet er van.
A: Dit is schokkend om te lezen en te horen. De inhoud is schokkend. Ik zie dat ook niet achter hem. Ik verwacht dat niet. Ik hoor het hem nu zeggen.
1.50.
Een OVC-gesprek (b-gesprek) d.d. 8 september 2013 vanaf 07:30 uur, transcriptie
282549634, verdachte met [getuige c] (weergegeven op blz. 91, 127-129, 1281 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige c] blz. 1282;
- Identificatie/stemvergelijking verdachte blz. 1282.
(blz. 1281)
(..)
VE: Die jongen, die meedoet, ik knal hem liever kapot (..) De killer zit helemaal in mij (..) Ik heb veel te veel moordneigingen overal. Dat heb ik echt. Ook al heb ik wat ruzie hier en daar, ik heb gewoon moordneigingen. Ik heb thuis gezegd, ik heb mijn oom een smsje gestuurd. (..) ik zeg jullie zijn veel te goed voor mij (..) Ik zeg tegen hem weet je wat. Jullie zijn veel te goed voor mij. Ik ben zo hard veranderd. Ik verdien jullie niet. En toen heb ik tegen hem gezegd. Jullie hebben mij vroeger een bomberjack gegeven. Born to kill. Zoiets is waarheid geworden. (..) hun hebben mij vroeger een bomberjack gegeven, stond een Harley Davidson vogel op. Born to kill stond er boven. Ik zeg tegen hem, die bomberjack die jullie vroeger hebben gegeven is waarheid geworden. (..)
1.51.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, belast met de
behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 15 juli 2014, inhoudende als verklaring van [getuige c] :
[verdachte] is een vriend van mij. Mij wordt voorgehouden de inhoud van een afgeluisterd gesprek van 8 september 2013 en mij worden de opnamen daarvan ten gehore gebracht. Ik herken mijn eigen stem als zijnde één van de gespreksdeelnemers en ik herken de stem van [verdachte] . Ik word erop gewezen dat in dit gesprek onder meer wordt gesproken over de killer die in [verdachte] zou zitten, moord-neigingen die hij zou hebben, een bomberjack met de tekst 'born to kill' en dat [verdachte] hard veranderd zou zijn.
1.52.
Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte van politieregio Brabant-Noord, Divisie informatie en Opsporing, DIO – Tactische- en Thematische Opsporing, proces-verbaal nr. PL21T2-2013072639-234 (p. 1768-1791, zaaksdossier C), d.d. 27 februari 2014 te 08.15 uur, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
(blz. 1788)
V: We hebben nog een verhaal over een (verbalisanten praten even door elkaar), het is misschien meer van het zelfde, maar we willen dit jou ook gewoon voorhouden, ik ben benieuwd naar je reactie. Je hebt een keer een heel mooi Bomberjackje gekregen met een Harley Davidsonvogel er op. Kun je je het nog herinneren?
A: Ja
V: Weet je ook nog van wie je het hebt gekregen?
A: Nee.
V: Nee? Heb je het nog?
A: Weet ik niet meer.
V: Er staat Harley Davidson op he, volgens mij is Satudarah en Harley Davidson.... A: Ja, ja, ik begrijp wat u bedoelt, ja...
V: Ja, je weet het... en er stond nog een tekst bij, er stond op born to kill, weet je dan welke ik bedoel?
A: Ja.
V: En of je hem nog hebt weet je dan misschien ook nog wel?
A: Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet. Maar in ieder geval.., jouw oom in [adres oom] , dat wist je wel, daar zeg jij van daar heb ik ieder contact mee verbroken en kennelijk heeft die oom in [adres oom] moeilijk gedaan over een paar honderd euro. Van die oom heb je nou dat jasje gekregen waar we het hier over hebben. En nou zeg jij, weet je het nog?
A: Ja ik weet over welk jasje het gaat.
1.53.
Een OVC-gesprek (e-gesprek) d.d. 10 september 2013 vanaf 20:00 uur, transcriptie
282265763, verdachte met [naam 2] en een NN-man (weergegeven op blz. 92, 1166-1167, 1333 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [naam 2] blz. (1302-)1360 (proces-verbaal van bevindingen gesprekken mbt mishandeling, in het bijzonder blz. 1333 en 1360;
- Identificatie/stemvergelijking verdachte blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie) en blz. (1302-)1360 (proces-verbaal van bevindingen gesprekken mbt mishandeling, in het bijzonder blz. 1360;
(p. 1166)
NN of [naam 2] ): Heb jij nog iets van [slachtoffer] gehoord maat?
VE: Nee, jij?
NN of [naam 2] Niemand praat erover he, niemand, niemand praat erover. Net alsof iedereen er blij mee is.
VE: Ja en ze zijn er ook heel blij mee stiekem (...) een beetje eigen ding euhh...ik wil nu niet in een onderzoek lopen. Ik blijf lekker weg, veel beter he.
1.54.
Een OVC-gesprek (f-gesprek) d.d. 13 september 2013 vanaf 17:51 uur, transcriptie
282283085 en 17:56 uur, transcriptie 282283189, verdachte met [getuige f] (weergegeven op blz. 93, 134, 1393, 1395 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning[getuige f]
blz. (1381-)1412 (proces-verbaal van bevindingen nav overig gewelddadig gedrag verdachte);
- Identificatie/stemvergelijking verdachte blz. (1381-)1412 (proces-verbaal van bevindingen nav overig gewelddadig gedrag verdachte).
(pag. 1393, vanaf 17.51 uur)
VE: Heeft jouw vader zo niemand die die uit de weg wil ruimen.
[getuige f] : ...Nou....ik kan wel iets regelen.
VE: 10.000 euro, doe ik ut.
(pag. 1395, vanaf 17.56 uur)
(..)
VE: Dan moet je toch weten, je moet in elk geval weten, we hebben iemand op de achterban die toch wil schieten.
[getuige f] : Jaha zeker weten.
VE: Pam! Ik zit gewoon te wachten op een volgende, echt waar.
[getuige f] : Ja, maar dat zou ik niet doen.
VE: Der is genoeg werk, genoeg werk (..) echt echt! Ik zit er echt op te kicken (..) het is echt mijn hobby.
1.55.
Een OVC-gesprek (g-gesprek) d.d. 13 september 2013 vanaf 19:54 uur (transcriptie
282283350), 19:59 uur (transcriptie 282283363) en 20:04 uur (transcriptie 282283364), verdachte met [getuige c] (weergegeven op blz. 86, 93-96, 949-954, 1034, 1169-1173 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige c] blz. 949-955 (proces-verbaal van bevindingen verkeersbewegingen Ford Fiësta gekentekend [kenteken] , in het bijzonder 953 en 955), blz. 1027-1035 (proces-verbaal van bevindingen gesprekken nav verdachte beschikt over grote som geld, in het bijzonder blz. 1033-1035) en blz. (1153) 1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie);
- Identificatie/stemvergelijking verdachte blz. 949-955 (proces-verbaal van bevindingen verkeersbewegingen Ford Fiësta gekentekend [kenteken] , in het bijzonder 953 en 955), blz. 1027-1035 (proces-verbaal van bevindingen gesprekken nav verdachte beschikt over grote som geld, in het bijzonder blz. 1033-1035) en blz.
(1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie).
(p. 1170, vanaf 19:54:00 uur)
VE: Eigenlijk is alles (..) vijfhonderd (..)
[getuige c] : Echt?
VE: Ja (..) of je kan wisselen, ik was gisteren thuis bij mijn moeder, mijn moeder weet dat ik heel veel geld heb (..) maar ik heb niet gezegd waarom (..) en mijn zus ook niet (..) maar mijn zus die zei wel van (..), ik heb (..) zelf, toen zei ze van (..) ze heeft wel gezegd van (..) die dagen nadat jij (..) nadat jij thuis bent gekomen, want mijn zus was aan het slapen, maar die hoorde mij natuurlijk wel op een raar tijdstip thuiskomen, douchen en alles. En die belde straks nog (..) Zei ze wel van (..): de dag daarna, zijn er een aantal zaken op tv geweest, over een paar moorden (..) en ze zei wel van eh: ik weet wel dat jij dat soort dingen (..) ik ken jou door en door en dat (..) Ik zei: Ja ik weet niet (..) Ik zeg: maar ja als het zo is dan weet je dat als er iets met je gebeurt wat ik dan doe (..)
(..)
(p. 1172, vanaf 19:59:00 uur)
[getuige c] : Dat is niet veel
VE: Moet maar 500 euro hebben
[getuige c] : Hmm nee zo, ik bedoel, in grote is dat niet zo heel veel
[getuige c] : Alles bij elkaar, in 500 briefjes, met dat aantal bedoel ik
VE: Ja
[getuige c] : Dat is niet zo groot
VE: Nee, fucking veel
[getuige c] : Ja wel vet, kijk als je allemaal 50-jes zou hebben, dan heb je een koffer vol
VE: ik zou nog (..), een beetje bijkrijgen zo, want hun zeiden nog (..) komt er ook nog allemaal bij (..)
VE: Maar ik kom helemaal van buitenaf he? Die mensen die kunnen niet voor mij zoeken jongen
[getuige c] : Nee maar, ik heb zo'n gevoel dat je de tweede keer pech hebt, snap je? (..) dit was echt vol (fon) fucking veel druk jongen
(...)
VE: ik heb nog wel zin om (..) Pam Pam. En nou in dat soort situaties kan je het doen. Want als je ruzie hebt met iemand kun je het niet doen, want dan weten ze dat jij het bent, want jij hebt ruzie met hem gehad.
(p. 1173, vanaf 20:04:00)
VE: ja dat kan wel, maar dan wordt je gewoon gepakt, als jullie ruzie hebben. En als je weg bent, en je bent buiten een bepaalde zone, dan weet je dat je safe zit. De Brabantse onderwereld, lekker rustig aan doen (..)
1.56.
Een OVC-gesprek d.d. 20 september 2013 vanaf 14:01 uur, transcriptie 282286409,
[getuige e] met NN-man (weergegeven op blz. 96-97, 1178-1179 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige e] blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie);
[getuige e] : Had jij ook op Internet gezien?
NN: Ja jongen, zijn foto staat er gewoon op he, in de krant he.
[getuige e] : Van [verdachte] zelf?
NN: Ja, in de krant maat.
[getuige e] : [verdachte] zijn foto?
N: Ja, ga maar in de Telegraaf maat.
[getuige e] : Ja, goed, je moet gewoon nergens op reageren jongen, op Internet ook niet.
(-)
[getuige e] : Ja, je kunt het beste nergens op reageren, net doen alsof je van niks hebt gehoord, want ik denk,
dat hij, want eh, er is ergens opdracht van uitgekomen, snap je? Dat hij dat heeft gedaan, dat weet ik
zeker.
N: Ja, dat kan niet anders jongen.
[getuige e] : En ik weet zeker dat mensen het nou in de gaten houden.
N: Ja.
[getuige e] : Dus daarom. En eh, en ik weet zelf een beetje van eh, snap je?
(..)
[getuige e] : Ja je moet, eerlijk is eerlijk, je moet het zo zien, he?
(-)
[getuige e] : Hij heeft iemands, iemand, om het zo maar te zeggen, he? Als het, als het echt waar is heeft hij gewoon iemands leven weggenomen, he?
(..)
[getuige e] : Ik zeg, ik zeg: Ja, maar ik denk dat ik er niet veel contact meer mee heb als hij vrijkomt, ik zeg: want eh, ik zeg, ik moet er niks meer van hebben zo, jongen (..) dit wordt echt jongen, dit wordt echt, want hun zijn eh.. dat is gewoon Turkse maffia, snap je? Waar dit bij is gebeurd.
(..)
[getuige e] : (..) En dan komt er in ene keer een en die schiet er zo even 1 dood.
NN: Ja.
[getuige e] : (zachtjes) Dat ie dat zo, dat ie dat zo doet, jongen, dat snap ik dan niet he?
NN: Nee. Dat snap ik ook niet.
[getuige e] : Ik had, ik had eerder van hem verwacht dat hij bijvoorbeeld een overval of zo had geplegen. Dat had ik eerder van hem verwacht.
NN: Jaaa ja dat is zeker, dan dit want dit is echt gewoon, hier kan niks tegenop, jongen, he?
[getuige e] : Nee, dit is gewoon meteen het ergste van het..(..)
1.57.
Een OVC-gesprek d.d. 20 november 2013 vanaf 05:19 uur, transcriptie 282532144,
[getuige c] en 2 NN mannen (weergegeven op blz. 109 en blz. 1202-1204 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige c] blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie).
(blz. 1203)
[getuige c] : Ja, waarom ja, dan komt de allergrootste vraag, waarom ja (..) Stel dat ie het wel heeft gedaan en hij komt na 10 jaar vrij. Nee trouwens, dan zegt ie nog steeds niks, zwaar gek, dat weet ik zeker...dat is [verdachte] .
(blz. 1204)
NN: Maar hij heeft wel geschoten of toch niet?
[getuige c] : Ja, nou niet meer (lacht)
1.58.
Een OVC-gesprek d.d. 24 november 2013 vanaf 08:45 uur, transcriptie 282619791,
[getuige c] met [naam 3] (weergegeven op blz. 112 en blz. 1206 van zaaksdossier C);
In onderling verband en samenhang bezien met:
- Identificatie/stemherkenning [getuige c] blz. (1153-)1216 (proces-verbaal van bevindingen mbt opgenomen communicatie).
[naam 3] : kijk maar ook al, wat je nou zegt, je komt er gewoon nooit achter hoe het zit, je komt er nooit achter, al heeft hij het gedaan, je zal er nooit achter komen of hij het echt gedaan heeft of niet
[getuige c] : Ja, dat heeft hij wel tegen mij gezegd.
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde:
2.1.
De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger
beroep van 14 december 2016, inhoudende dat de op 19 september 2013 in de woning [adres 2] te Vught aangetroffen hoeveelheid amfetamine en hoeveelheid hasjiesj van hem waren.
2.2.
De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 december 2016, inhoudende dat hij gedurende de ten laste gelegde periode hoeveelheden cocaïne en amfetamine heeft verkocht.
2.3.
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van politieregio Brabant-Noord, District Maas en Leijgraaf, D3 Team Veghel, proces-verbaalnr. PL21Z2 2013072639-11, (p. 25-26, zaaksdossier D), d.d. 18 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt, met betrekking tot het op 19 september 2013 in de slaapkamer van verdachte op adres [adres 2] in Vught aangetroffen tasjes:
- tasje voorzien van het opschrift “Burley” kreeg de codering H02.SLK.1.4
- tasje voorzien van het opschrift “State of Art” kreeg de codering H02.SLK.1.5.
(zaaksdossier D, blz. 25-26).
2.4.
Het proces-verbaal bevindingen doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 19 september 2013 van verbalisant [verbalisant 3] , met betrekking tot de op 19 september 2013 in de berging van perceel [adres 2] in Vught aangetroffen Jumbo-tas met mogelijk verdovende middelen, gecodeerd H02.SCH.1 (zaaksdossier C, blz.1013-1014 in combinatie met de lijst in beslag genomen goederen, in het bijzonder pagina 1018,
waarbij het hof de datum 08-10-2013 op die lijst opvat als een kennelijke misslag en daarvoor in de plaats leest de datum van inbeslagneming: 19-09-2013).
2.5.
Het ambtsedige proces-verbaal Ophalen goederen van verbalisanten [verbalisant 4] en
[verbalisant 5] d.d. 19 september 2013, met betrekking tot de tassen:
- Jumbo, H.02.sch.1, AAGB3762NL met als inhoud 3 verpakkingen met vermoedelijk verdovende middelen;
- Burley, H02.slk.1.4, AAGB3763NL, inhoud vermoedelijk verdovende middelen
- State of Art, H02.slk.1.5., AAGB3764NL, inhoud vermoedelijk verdovende middelen.
(zaaksdossier E, p. 152-153).
2.6.
Het proces-verbaal Onderzoek in beslag genomen tassen en flesjes van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] d.d. 17 oktober 2013, met betrekking tot tassen:
-Jumbo, gecodeerd H02.sch.1, gewaarmerkt met SIN nummer AAGB3762NL, met daarin een plastic tasje met een pakket met een substantie (gewaarmerkt met SIN nummer AAGG7520NL) en drie pakketten met een substantie (gewaarmerkt met de SIN nummers AAGG7526NL, AAGG7527NL en AAGG7528NL) veiliggesteld voor nader onderzoek;
-Burley, gecodeerd Ho2.slk.1.4, gewaarmerkt met SIN nummer AAGB3763NL, met daarin een plastic zak met een substantie, veiliggesteld voor nader onderzoek onder SIN AAGG7522NL
- tas State of Art, gecodeerd H02.slk.1.5, gewaarmerkt met SIN nummer AAGB3764NL, het zakje daaruit werd veiliggesteld voor nader onderzoek onder SIN AAGG7525NL
(zaaksdossier E, blz. 155, 157 en 158).
2.7.
Het ambtsedig proces-verbaal Testen en bemonstering verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6] d.d. 8 oktober 2013, met betrekking tot de inhoud van:
- de Jumbo draagtas, met daarin vier plastic zakken, gewaarmerkt met de SINS:
1. AAGG7520NL, de inhoud met zak had een gewicht van 2 kilogram, positieve indicatie op amfetamine, monster AADU1333NL voor vervolgonderzoek;
2. AAGG7526NL, de inhoud met zak had een gewicht van 2 kilogram, positieve indicatie op amfetamine, monster AADU1354NL voor vervolgonderzoek;
3. AAGG7527NL, de inhoud met zak had een gewicht van 1,98 kilogram, positieve indicatie op amfetamine, monster AADU1322NL voor vervolgonderzoek;
4. AAGG7528NL, de inhoud met zak had een gewicht van 2 kilogram, positieve indicatie op amfetamine, monster AADU1321NL voor vervolgonderzoek;
- de draagtas van het merk Burley met plastic zak, gewaarmerkt met SIN AAGG7522NL, de inhoud met zak had een gewicht van 0,82 kilogram, positieve indicatie op amfetamine, monster AADU1348NL voor vervolgonderzoek;
- het tasje met opschrift State of Art, gewaarmerkt met SIN AAGG7525NL, de inhoud met zak had een gewicht van 202 gram, indicatieve test op hash, monster AADU0260NL voor vervolgonderzoek.
(zaaksdossier E, blz. 170-173).
2.8.
een rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 22 oktober 2013 (p. 33-34, zaaksdossier D), met als resultaat en conclusie ten aanzien van het onderzoeksmateriaal
AADU1333NL: monster geel geklonterd poeder bevat amfetamine
AADU1354NL: monster geel geklonterd poeder bevat amfetamine
AADU1322NL: monster geel geklonterd poeder bevat amfetamine
AADU1321NL: monster geel geklonterd poeder bevat amfetamine
AADU1348NL: monster geel geklonterd poeder bevat amfetamine
AADU0260NL: monster bruin brokje is hasjiesj.
2.9.
Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 4 april 2014, voor zover inhoudende zijn verklaring aan verbalisanten dat hij in de periode juni-oktober 2013 meerdere keren cocaïne bij de verdachte heeft gekocht (zaaksdossier D, blz. 59-62)
2.10.
Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] d.d. 4 april 2014, voor zover inhoudende zijn verklaring aan verbalisanten dat hij verdachte heeft benaderd voor het afnemen van harddrugs en dat verdachte dealt in cocaïne en speed/amfetamine (zaaksdossier D, blz. 53-57).
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, als na te melden. Deze beslissing berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Feit 1
De verdachte heeft tegenover politie en justitie verklaard dat hij het ten laste gelegde onder 1 niet heeft begaan. Voor het overige heeft hij zich ten aanzien van dit feit telkenmale beroepen op zijn zwijgrecht.
Het hof is echter van oordeel dat de door en zijdens verdachte bepleite vrijspraak wordt weersproken door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen (1.1 t/m 1.58. in onderlinge samenhang bezien). Het hof heeft, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af.
Op 12 juli 2013 is [slachtoffer] , toen hij omstreeks 23.15 uur bij zijn woning aan [adres slachtoffer] te Veghel was gearriveerd en op de oprit zijn auto had geparkeerd, met een vuurwapen neergeschoten. Het slachtoffer zat nog achter het stuur en is door vier kogels geraakt. Kogel 3 behorende bij inschotkanaal A heeft hem gedood. De getuige [getuige 6] heeft hem de volgende ochtend dood achter het stuur aangetroffen.
Uit de deskundigenrapporten leidt het hof af dat alle op de plaats delict aangetroffen (onderdelen van) munitie afkomstig zijn van één en hetzelfde vuurwapen en dat [slachtoffer] door één en dezelfde schutter is beschoten en gedood.
Op 12 juli 2013 heeft in de korte nabijheid van de plaats delict (circa 200 meter, aldus de rechtbank op basis van google maps, vonnis, blz. 9) tussen circa 22.15 uur tot en met circa 23.20 uur een blauwe Ford Fiësta met het kenteken [kenteken] geparkeerd gestaan in de Piet Heinstraat te Veghel (het hof: de Piet Heinstraat grenst aan De Scheifelaar te Veghel (zaaksdossier C, blz. 14).
Omstreeks 23.15 tot 23.20 uur hebben meerdere personen geluiden gehoord die worden omschreven als timmergeluiden en/of tikkende geluiden en/of schoten en/of knallen in de omgeving van De Scheifelaar te Veghel. Korte tijd na het horen van “timmergeluiden” rent een kleine man van circa 1.60 meter, met een getint uiterlijk uit de richting van De Scheifelaar/friettent naar de Ford Fiësta , stapt in aan de bestuurderskant van deze auto en scheurt ermee weg. Dit leidt het hof tot de conclusie dat de door de getuigen beschreven geluiden feitelijk schoten zijn geweest afkomstig van het vuurwapen waarmee [slachtoffer] werd gedood.
Vervolgens is door de politie onderzoek gedaan naar voornoemde personenauto Ford Fiësta met het kenteken [kenteken] , dat door een getuige was genoteerd. Daaruit is gebleken dat de verdachte, destijds wonende te Vught, de vaste gebruiker/hoofdbestuurder van de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] is. Bovendien past hij ook binnen het door de getuige [getuige 4] opgegeven signalement (ongeveer 1.60 meter en getint uiterlijk). Blijkens de ASR-gegevens is de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] op 12 juli 2013 korte tijd na het vuurwapengeweld op [slachtoffer] vanuit Veghel via Gemert, Nuenen en Eindhoven naar Vught gereden, met als laatste registratie in Vught d.d. 13 juli 2013 te 00:22 uur. Vervolgens is de auto om ongeveer 01:05 uur vanuit Vught naar Tilburg gereden. Op 11 juli 2013 heeft dezelfde auto een nagenoeg identieke route afgelegd vanaf Veghel via Gemert en Nuenen naar Eindhoven. De auto is weliswaar van de zus van verdachte maar de verdachte is veelal de bestuurder. Een en ander in onderling verband bezien leidt het hof tot de conclusie dat de verdachte ook op 12 juli 2013 de bestuurder van de Ford Fiësta was. Dit brengt met zich mee dat verdachte mogelijk bij de dood van [slachtoffer] betrokken is geweest.
Voor het genereren van bewijs heeft de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie op 17 juli 2013 machtiging verleend tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] , met als verdachte [verdachte] , welke machtiging tweemaal is verlengd tot 17 september 2013. Uit de opgenomen gesprekken is naar voren gekomen dat de verdachte uitlatingen heeft gedaan, waaruit kan worden afgeleid dat hij verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer] . Zoals hiervoor reeds onder de bespreking van de verweren I.b en I.c. is weergegeven, heeft het hof vastgesteld dat de verdachte gespreksdeelnemer is geweest zoals aangegeven in de aan de orde zijnde OVC-gesprekken en acht het hof deze betrouwbaar.
In het OVC-gesprek van 8 september 2013 (transcriptie 282270282) zegt verdachte expliciet tegen zijn vriend [getuige b] dat hij [slachtoffer] heeft vermoord. Deze bekentenis van verdachte tegenover zijn vriend, alsmede zijn overige uitlatingen in de diverse OVC-gesprekken omtrent de gewelddadige dood van [slachtoffer] vinden bevestiging in de overige bewijsmiddelen, zoals die waaruit volgt dat de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] met verdachte als bestuurder zich op relevante tijdstippen in de nabijheid van de plaats delict bevond, er sprake was van één schutter en dat verdachte kort na de schietpartij vanuit de richting van de plaats delict kwam aangerend en hard wegreed in de Ford Fiësta . Het hof merkt daarbij nog op dat verdachte ook geen antwoord heeft willen geven op vragen naar een alibi (vergelijk dossier D, verhoor van 27 februari 2014, blz. 142).
Een en ander leidt het hof tot de conclusie dat, verdachte de schutter is geweest die [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Het hof kwalificeert het bewezenverklaarde als moord.
Daarbij stelt het hof voorop dat voor een bewezenverklaring van moord vaststelling van het bestanddeel 'voorbedachte raad' is vereist. Vast moeten komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Bij zijn oordeel dat verdachte het slachtoffer met “voorbedachte raad” heeft doodgeschoten en zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan moord, heeft het hof acht geslagen op de inhoud van de OVC-gesprekken waarin verdachte over “ [slachtoffer] ” zegt: “die heb ik vermoord” en dat hij daar heel veel geld voor heeft gekregen, alsmede op het planmatige karakter van het handelen van de verdachte, zoals dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt. Immers, uit de ARS-gegevens volgt dat de Ford Fiësta met het kenteken [kenteken] in de nacht van 11 juli 2013 een nagenoeg identieke route heeft afgelegd vanaf Veghel via Gemert en Nuenen naar Eindhoven als op 12 juli 2013. Hieruit leidt het hof af dat verdachte daags voor de moord de voorgenomen vluchtroute reeds heeft gereden als een soort van voorverkenning ten behoeve van de aanstaande aanslag. Daarbij komt dat de verdachte zich in de nacht van 12 juli 2013 geruime tijd heeft opgehouden in de nabijheid van de woning van het slachtoffer. Hij is rond 23:00 uur in de richting van de woning gelopen en uit het tijdstip waarop vervolgens de schoten zijn gehoord en waaraan het hof het tijdstip van de liquidatie afleidt (rond 23:20 uur), kan vervolgens geen andere conclusie getrokken worden dan dat verdachte [slachtoffer] gedurende enige tijd in de buurt van zijn woning heeft opgewacht met als doel om hem te doden.
Uit het technisch onderzoek volgt voorts dat verdachte [slachtoffer] tenminste zes keer van dichtbij en van achteren heeft beschoten en waarbij de sectie heeft uitgewezen dat [slachtoffer] door vier kogels is geraakt, waaronder de fatale kogel door zijn achterhoofd.
Alles overziende acht het hof dan ook bewezen dat verdachte heeft gehandeld met de voor moord vereiste voorbedachte raad.
Het hof spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen nu niet in voldoende mate is komen vast te staan dat de verdachte de moord in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. De personen die zijn waargenomen door mevrouw [getuige 1] kunnen, bij gebrek aan bewijs, niet aan de moord worden gelinkt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 12 juli 2013 te Veghel opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een vuurwapen op die [slachtoffer] gericht en met dat vuurwapen in het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
op 19 september 2013 te Vught, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8.800 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op tijdstippen in de periode van 13 juli 2013 tot en met 18 september 2013 in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 19 september 2013 te Vught opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 202 gram, hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorwaardelijke verzoeken
Zijdens verdachte is een viertal verzoeken gedaan indien het hof op grond van het dossier tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde zou komen, inhoudende – kort gezegd –:
Het toevoegen aan het dossier van de uitwerkingen van alle tapgesprekken die zijn opgenomen van [naam 1] [naam 4] en [naam 5] ;
Het toevoegen aan het dossier van de historische printgegevens van [naam 1] [naam 4] en [naam 5] over de periode 12 juli 2013 tot en met 14 juli 2013;
Het horen van [naam 1] en
Het horen van [naam 6] .
Het hof stelt vast dat de gedane voorwaardelijke verzoeken door de verdediging zijn gedaan in het kader van het geschetste “alternatieve” scenario rondom [naam 1] . Zoals hiervoor reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat dit scenario, gelet op de bewijsmiddelen, de betrokkenheid van verdachte bij het delict onverlet laat.
Het hof is derhalve van oordeel dat voornoemde verzoeken dienen te worden afgewezen nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft zich achter deze strafoplegging geschaard.
De verdediging heeft gesteld dat, ook al komt het hof tot een bewezenverklaring van het levensdelict, een lagere gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij acht geslagen op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer] . Dit delict behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor moord als strafmaximum levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren vastgesteld. Voor feiten als deze zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten vastgesteld. Het hof heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het bewezen verklaarde feit zich moeilijk laten vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke moord een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Uit de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, volgt reeds dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van zeer aanzienlijke duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft het hof ten nadele van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat het onder 1. bewezen verklaarde feit het karakter van een koelbloedige liquidatie draagt. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] bij diens woning opgewacht en heeft, zodra het slachtoffer met zijn auto bij zijn woning was gearriveerd, op kille en meedogenloze wijze zes keer van dichtbij en van achteren op het slachtoffer geschoten. Het slachtoffer die op dat moment nog achter het stuur van zijn auto zat, had hierbij geen schijn van kans, en is door vier kogels geraakt, waarbij één kogel hem dodelijk heeft verwond.
Door dit gewelddadig en nietsontziende optreden heeft de verdachte aan de naaste familieleden, partner en vrienden van het slachtoffer een immens en onherstelbaar leed aangedaan. Het slachtoffer was op datum van de aanslag slechts 26 jaar en had nog een heel leven voor zich, een leven dat hem door dit handelen ontnomen is.
Dat de moord, in een woonwijk gepleegd, de rechtsorde heeft geschokt en in de samenleving gevoelens van afgrijzen, angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht, behoeft geen betoog.
De precieze reden(en) voor verdachte om [slachtoffer] te doden zijn (ook) het hof onduidelijk gebleven. De verdachte heeft hierover geen helderheid willen verschaffen, doordat hij zich consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dit maakt de verwerking van het verlies voor de nabestaanden nog moeilijker. Met de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof het aannemelijk dat er sprake is van een zogenaamde huurmoord, waarbij de verdachte van een onbekend gebleven derde of derden opdracht heeft gekregen om het slachtoffer welbewust van het leven te beroven en daarvoor geldelijk is beloond.
Voorts overweegt het hof dat in de diverse OVC-gesprekken die door het hof zijn beluisterd, een beeld van de verdachte naar voren komt dat grote zorgen baart voor de veiligheid van de maatschappij. De verdachte spreekt met het grootste gemak over diverse criminele activiteiten waarbij geweld niet wordt geschuwd. Tevens spreekt hij herhaaldelijk zijn grote verlangen uit nogmaals een levensdelict te plegen. Een mensenleven lijkt voor hem niet te tellen. Van enige gevoelens van oprechte wroeging is het hof niet gebleken. Onder die omstandigheden is de jeugdige leeftijd van verdachte eerder als een strafverhogende dan een strafverlagende omstandigheid.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op informatie die volgt uit het reclasseringsrapport d.d. 25 november 2013. De verdachte heeft zich in eerste aanleg niet willen laten onderzoeken en heeft in hoger beroep weinig informatie willen geven over zijn persoonlijke omstandigheden.
Uit het door de verdediging overgelegde psychologische rapport van drs. Ameling komt slechts summiere informatie over de verdachte naar voren, daar hij zich specifiek heeft gericht op de vraagstelling van de verdediging over de mate waarin verdachte geneigd is tot grootspraak en over de betrouwbaarheid van de OVC-gesprekken.
Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, oordeelt het hof dat het bewezen verklaarde de verdachte volledig kan worden toegerekend. Ook overigens is het hof bij het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van strafverlagende omstandigheden. Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheid dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 oktober 2016 blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk werd veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Naast dit delict heeft het hof acht geslagen op het feit dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van soft- en harddrugs en het gedurende een periode van enkele maanden handelen in harddrugs. Vooral het bezit van een grote hoeveelheid amfetamine, 8,8 kilogram, welke een hoge geldelijke waarde vertegenwoordigt, rekent het hof de verdachte zwaar aan. Harddrugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Op grond van het voorgaande acht het hof de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Oplegging van die straf is aangewezen, zowel uit oogpunt van vergelding als uit oogpunt van beveiliging van de maatschappij.
Het hof zal de verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëntwintig jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 23 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.