ECLI:NL:GHSHE:2016:563
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en de toepassing van de hardheidsclausule in faillissementsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder, op 17 december 2015, het verzoek van [appellante] afgewezen. Het hof verwijst naar de eerdere uitspraak en de inhoud van de processtukken. Bij de mondelinge behandeling op 3 februari 2016 heeft [appellante], bijgestaan door haar advocaat mr. S.M. Diekstra, haar standpunten toegelicht. Ze heeft aangevoerd dat ze ten aanzien van het ontstaan van haar schulden te goeder trouw is geweest, mede door haar psychische problematiek en de verantwoordelijkheden als alleenstaande moeder. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat [appellante] te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. Het hof heeft de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Faillissementswet afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de psychische problemen van [appellante] haar in staat stelden om haar financiële situatie adequaat te beheren. Het hof heeft geconcludeerd dat de eerdere beslissing van de rechtbank moet worden bekrachtigd, omdat de omstandigheden niet voldoende zijn om aan te nemen dat [appellante] in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van de goede trouw van schuldenaren in faillissementszaken.