Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3744430/317;15-293)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
eigenaar is van:een perceel grond (…) uitmakende met een grootte van ongeveer vier centiaren (…) of een zodanige grootte als na kadastrale inmeting zal blijken, een ter plaatse kennelijk afgescheiden deel van het perceel (…) sectie [sectieletter] nummer [sectienummer 2] ;zoals op de aan deze akte vastgehechte en door partijen ondertekende situatietekening (…) is aangegeven;B. dat[ [appellante] ]
eigenaar is van:een perceel grond (…) uitmakende met een grootte van ongeveer éénendertig centiaren (…) of een zodanige grootte als na kadastrale inmeting zal blijken, een ter plaatse kennelijk afgescheiden deel van het perceel (…) sectie [sectieletter] nummer [sectienummer 3] ;
in ruil af te staan en (…) in eigendom te leveren aan[ [appellante] ]
(…) het registergoed sub A gemeld;
in ruil af te staan en (…) in eigendom te leveren aan[ [geïntimeerde] ]
(…) het registergoed sub B gemeld. (….)De comparanten verklaarden aan het registergoed sub A (…) een waarde toe te kennen van (…) (€ 1.600,00) en aan het registergoed sub B (…) een waarde van (…) (€ 17.563,00), weshalve door (…) A (…) een toegift is verschuldigd van (…) (€ 15.963,00) van welk bedrag door (…) B afstand wordt gedaan onder de verplichting voor (…) A om een gelijk bedrag wegens geldlening schuldig te erkennen, welke schuldigerkenning bij deze geschiedt en welke geldlening wordt aangegaan onder de hierna te omschrijven bepalingen en bedingen.GELDLENINGVervolgens verklaarde[de vader van [geïntimeerde] die compareerde namens [geïntimeerde] ]
(…) in verband met gemelde afstand van het recht tot betaling van de toegift, dat (…)[ [geïntimeerde] ]
, bij wijze van geldlening schuldig is aan (…)[ [appellante] ]
, een bedrag groot (…) ( € 15.963,00), welke geldlening wordt aangegaan onder de navolgende bepalingen en bedingen:1. Over de hoofdsom is geen rente verschuldigd.
worden voldaan na kadastrale inmeting van de geruilde percelen, uiterlijk op een augustus 2008, vermeerderd of verminderd na verrekening van over- of ondermaat als bedoeld in als bedoeld in artikel 2 lid 2 van deze akte.(….)Artikel 2(…)2. Over- of ondermaat zal tussen partijen worden verrekend op basis van de prijzen behorende bij de plankaart zoals gedeponeerd bij de architect van het plan [bouwplan] .
“zoals deze zich op grond van de in het geding gebrachte bewijsstukken lieten vaststellen”, zoals [appellante] stelt.
Voorts leiden de in de toelichting op de grief door [appellante] genoemde feiten en omstandigheden, wat overigens van de juistheid daarvan zij, op zich niet tot een andere beslissing.
Ook als de door [appellante] voorgestane uitleg van de overeenkomst juist zou zijn heeft [appellante] niet gesteld dat, en om welke reden, [geïntimeerde] , die in juli 2008 op verzoek van [appellante] een voorschot op de verrekening van € 15.963,-- aan [appellante] betaalde (zoals [appellante] zelf in de dagvaarding in hoger beroep onder 24 stelt), op 1 augustus 2008 reeds op de hoogte was van het feit dat hij een deel van dat bedrag ten onrechte had betaald (en hij een vordering tot terugbetaling op [appellante] - [geïntimeerde] had). Het hof roept hier in herinnering dat [geïntimeerde] zijn vordering baseert op onverschuldigde betaling.
Vast staat dat tussen partijen voor het verlijden van de akte van ruiling niet gesproken is over de inhoud van de overeenkomst van ruiling (zie 3.1.e. slot). Gelet hierop heeft [appellante] naar het oordeel van het hof onvoldoende concrete feiten gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat die akte redelijkerwijs zo moet worden uitgelegd als [appellante] voorstaat. Die uitleg zou immers leiden tot het verlies van de vordering tot verrekening en wordt door [appellante] slechts gebaseerd op de tekst van de akte.