In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 29 september 2016 besloten om de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds te beëindigen, omdat hij niet naar behoren voldeed aan zijn verplichtingen. De appellant had een boedelachterstand van circa € 3.800,-- en had nagelaten om tijdig en volledig informatie te verstrekken aan zijn bewindvoerder. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2016 heeft de appellant zijn persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder problemen in zijn thuissituatie, die volgens hem hebben bijgedragen aan zijn tekortkomingen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant, ondanks zijn verklaringen, niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn tekortkomingen niet aan hem kunnen worden verweten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant eerder al een kans had gekregen om zijn verplichtingen na te komen, maar dat hij hierin niet is geslaagd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds dient te worden beëindigd. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank.