ECLI:NL:GHSHE:2016:5588
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- A.P. Zweers-van Vollenhoven
- L.Th.L.G. Pellis
- P.J.M. Bongaarts
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw handelen van de schuldenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de appellant toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder, op 20 september 2016, een verzoek ingediend bij de rechtbank, dat was afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek. De appellant had een aanzienlijke schuldenlast van € 441.502,91, waaronder een schuld aan de Westland Utrecht Bank van € 223.902,25. De rechtbank concludeerde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat hij zijn schulden op een verantwoorde wijze had beheerd en dat hij niet voldoende inzicht had gegeven in de totstandkoming van zijn schulden.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de rechtbank zijn dossier onvoldoende had bestudeerd en dat hij niet de kans had gekregen om zijn situatie verder toe te lichten. Hij voerde aan dat hij zijn onderneming had aangehouden om inkomen te genereren, ondanks het negatieve advies van de kredietbank. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De appellant had geen relevante financiële stukken overgelegd die inzicht gaven in de aard en het ontstaan van zijn schulden. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling voldeed. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.