Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling in het incident
.
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 mei 2016. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep verzocht om de uitvoerbaar verklaring bij voorraad te schorsen, omdat zij in financiële problemen zou komen door de beslissing van de rechtbank. De man, verweerder, heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij ook in een nijpende financiële situatie verkeert en dat het blijven betalen van de kinderalimentatie voor hem tot een noodsituatie zou leiden.
Het hof overweegt dat bij een verzoek tot schorsing van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak, in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter. Het hof stelt vast dat de vrouw geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die niet reeds door de rechtbank zijn betrokken in haar oordeel. De vrouw heeft niet aangetoond dat er sprake is van misbruik van recht of dat er nieuwe omstandigheden zijn die een schorsing van de uitvoerbaar verklaring rechtvaardigen.
Het hof wijst het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad af en compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 december 2016.