4.1.De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder “2. De feiten” vastgesteld van welke feiten bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Die feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Daarnaast staan nog enige feiten als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of onvoldoende onderbouwd bestreden vast. Hierna volgt een opsomming van die feiten.
a. [Trading] Trading Holland B.V. (hierna [Trading] ) en [geïntimeerde 1] hebben jarenlang een zakelijke relatie gehad. [geïntimeerde 1] kocht in dat kader van [Trading] lederwaren waarvan [geïntimeerde 1] in haar fabriek ceintures maakte.
b. [geïntimeerde 2] is bestuurder van [geïntimeerde 1] .
c. Productie 2 dagvaarding in eerste aanleg vermeldt inclusief drie handgeschreven vermeldingen in totaal 65 facturen van [Trading] aan [geïntimeerde 1] voor geleverd leer. De optel- en aftreksom (voor elf van die facturen staat een “minteken”. Dit betreft kennelijk creditfacturen) van al deze facturen komt uit op een bedrag van € 31.225,26. De oudste factuur is van 2 juli 2012. De jongste factuur is van 20 februari 2013.
d. Het als productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde e-mailbericht van [geïntimeerde 2] aan [Trading] van 10 juni 2012 houdt in:
“(…)
Ik heb zojuist de info uit Tunesië ontvangen dat uit de 701 mtr “slechts“ 3926(noot hof: bij later bericht van dit dag is dit getal teruggebracht tot 2926)
stuks zijn gemaakt ipv 3300 stuks uit de gecalculeerde 627 mtr.
3300 x 1.9 = 627
2926 x 2.4 = 702
Dit betekend een verbruik door veel fouten in het leer van 26% extra!!!
Ik vlieg morgen naar Tunesie om de order inzakte airone, die nu daarheen onderweg is te begeleiden en controleren.
Ik ga als eerste kijken naar het leer het geen men niet verstanst heeft, een paar foto’s maken en deze naar je mailen
De 20 mtr die we hier gehouden hebben en 70 mtr die we nog hadden zitten gaan we deze week hier in productie nemen. 90 x 10.764 = ca 968 Voet delen door 2.1 (ons stansmes voor consumptie 1.9 is in Tunesie) = 460 x zodat we onze klant zijn totale order kunnen leveren
(…)”
e. Het als productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde e-mailbericht van [geïntimeerde 2] aan [Trading] van 28 juni 2012 houdt in:
“(…)
De 1e order bestond uit 3300 stuks x 1.9 = 627 mtr
Je hebt geleverd 721 mtr en ik heb bij onze eigen voorraad nog 80 mtr nodig gehad om de order compleet te maken
Totaal 800 mtr ipv 627 mtr is een schade aan materiaal van 173 mtr x 23,40 = Euro 4048,20
Ik heb hier in [vestigingsplaats] 366 stuks bij moeten maken a 2 euro duurder dan Tunesie = Euro 732,00
Totale schade Euro 4.780,-
Je vraagt mij een fair voorstel te doen!!!
Dit is mijn daadwerkelijke schade opgelopen door een slechte kwaliteit leer
(…)”
f. Het als productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde e-mailbericht van [geïntimeerde 2] aan [Trading] van 17 juli 2012 houdt in:
“Bij deze de opstelling van de 2e vervelende zaak, airone carbone
Geleverd materiaal : 703 en 150 = 853 mtr
(…)
Totaal schade Euro 8.424,30
[roepnaam] ,
Dit doet ons allemaal pijn zeker in deze tijd
Laat dit aub niet/nooit meer gebeuren.
(…)”
g. Bij nota van 24 augustus 2012 wordt [geïntimeerde 1] door [Trading] gecrediteerd voor € 8.802,87 te vermeerderen met 19% btw (productie 4 conclusie van antwoord in conventie).
h. Het e-mailbericht van [geïntimeerde 2] namens [geïntimeerde 1] aan [Trading] van 26 april 2013 (pag. 11-12 productie 5 dagvaarding in eerste aanleg) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Ondanks vele toezeggingen heb ik tot op heden geen aanvullende creditnota’s mogen ontvangen.
(…)
Sinds lang, eind 2011, zijn de leveringen van [Trading] niet conform afspraak (…)
Nu weer blijkt dat ik in deze als trouwe mee denkende klant niet serieus wordt genomen ben ik ook niet meer bereid uit coulance 1/3 van de opgelopen schade tot mijn rekening te nemen. Dit was destijds afgesproken om een en ander te bespoedigen en per direct af te handelen.
De schade van de partij die we zomer 2012 in Tunesië hebben gehad was een bedrag van euro 4.780,00 +/+ euro 8.424,00 = Euro 13.204,00. Hierop is destijds Euro 8.802,87 gecrediteerd, blijft nog te crediteren Euro 4.402,00 excl Btw.
De overige schade uit 2012 van januari t/m oktober bedraagt een bedrag van excl. Btw 22.690,- (…).
Inzake beide claims is veelvuldig over en weer gemaild, (…)
Bij deze verrekenen wij dan ook (…) Euro 27.092,00 excl. Btw (…) met uw openstaande vorderingen.
Indien dit zo afgehandeld wordt wil ik de periode Nov 2012 t/m vandaag buiten beschouwing laten (…)”.
i. Het e-mailbericht van [geïntimeerde 2] namens [geïntimeerde 1] aan [Trading] van 29 april 2013 15:00 (pag. 9 productie 5 dagvaarding in eerste aanleg) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Klachten zijn in mijn idee goed gedocumenteerd
Zowel Dhr [Trading] als [roepnaam] weten ervan.
(…)
We hebben mondelinge afspraken, calculaties op papier tussen [roepnaam] en mij en e mails (…)”.
j. Op 28 mei 2013 is het faillissement van [Trading] uitgesproken door de rechtbank Oost-Brabant met benoeming van Dekker als curator (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg).
4.2.1De curator heeft in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zullen worden veroordeeld tot betaling van:
I. € 17.000,- wegens (niet nakomen) van een tussen [Trading] en [geïntimeerde 1] gesloten vaststellingsovereenkomst, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2013 plus € 875,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
II. de kosten van de procedure inclusief nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan gedaagden in verzuim zullen zijn en de kosten worden vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de eerste dag van verzuim.
4.2.2[geïntimeerden c.s.] hebben in conventie verweer gevoerd en in reconventie gevorderd, samengevat, dat voor recht zal worden verklaard dat [Trading] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten tot levering van lederwaren aan [geïntimeerde 1] , dat de daardoor geleden schade kan worden becijferd op € 48.721,86 en dat [geïntimeerde 1] deze schade uit hoofde van artikel 53 Faillissementswet kan verrekenen (met het in conventie gevorderde), met veroordeling van de curator om het bedrag van € 17.496,60 dat overblijft na die verrekening aan [geïntimeerde 1] te betalen.
4.2.3De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat niet kan worden vastgesteld dat de vaststellingsovereenkomst waarop de curator zijn vordering heeft gegrond inderdaad bestaat. De door de curator wat die overeenkomst betreft gestelde volledige wilsovereenstemming tussen [Trading] enerzijds en [geïntimeerde 1] anderzijds is niet in voldoende mate komen vast te staan. De vordering in conventie is daarom afgewezen. De reconventionele vordering is afgewezen omdat het stelsel van de Faillissementswet zich volgens de kantonrechter verzet tegen toewijzing daarvan. De proceskosten in conventie en reconventie zijn gecompenseerd.
In dit hoger beroep is alleen het vonnis in conventie aan de orde.