In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat volgt op een tussenarrest van 12 april 2016. De zaak betreft een koopovereenkomst voor de verkoop van een woning aan een Hongaars gezin, dat de Nederlandse taal niet machtig is. De vraag is of de wil van het gezin gericht was op de koop van de woning zonder financieringsvoorbehoud en of de verkoper onjuiste informatie heeft verschaft over de inhoud van de ondertekende koopovereenkomst. Het hof heeft de appellanten, het Hongaars gezin, toegelaten om bewijs te leveren van hun stellingen. Echter, het hof concludeert dat de appellanten er niet in zijn geslaagd het gevraagde bewijs te leveren. De getuigenverklaringen zijn te vaag en bieden onvoldoende ondersteuning voor de claims van de appellanten. Het hof heeft alle grieven van de appellanten verworpen en het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 13 december 2016.