[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
De verdachte en de officier van justitie in het arrondissement Limburg hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft ter zake van het onder 1 ten laste gelegde partieel vrijspraak bepleit. Voor het overige onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. De raadsman refereert zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van het hof indien het hof tot een bewezenverklaring komt van het (deels) ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994) ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft/hebben ondernomen, waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij (slachtoffer [slachtoffer] ) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s):
- aan die [slachtoffer] voorgesteld om te gaan werken als prostituee en/of
- die [slachtoffer] als prostituee laten werken en/of
- een (erotische) foto van die [slachtoffer] gemaakt en/of vervolgens voor die [slachtoffer] een advertentie op een (erotische) site (onder de naam Stacey) geplaatst en/of
- voor die [slachtoffer] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen waar zij zich kon prostitueren en/of
- de contacten onderhouden met één of meerdere man(nen)/klant(en) voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en/of
- die [slachtoffer] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of die [slachtoffer] gebracht en/of vervoerd naar één of meer man(nen)/klant(en) voor het verrichten van seksuele handelingen (tegen betaling) en/of
- die [slachtoffer] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs en/of
- die [slachtoffer] in een door de verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie en/of in een afgesloten woning heeft/hebben gehouden;
2.
zij op of omstreeks 14 februari 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of ongeveer 52 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of ongeveer 150 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine, en/of MDMA, en/of GHB, en/of heroïne, en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij in de periode van 26 november 2011 tot en met 6 december 2011 in Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994) heeft gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen, waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij (slachtoffer [slachtoffer] ) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
immers hebben verdachte en haar mededader:
- aan die [slachtoffer] voorgesteld om te gaan werken als prostituee en
- die [slachtoffer] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer] een advertentie op een erotische site onder de naam Stacey geplaatst en
- de contacten onderhouden met één of meerdere klanten voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en
- die [slachtoffer] gebracht en vervoerd naar één of meer klanten voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en
- die [slachtoffer] bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte, en haar mededader af te staan en
- die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs;
2.
zij op 14 februari 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91,58 gram van een materiaal bevattende amfetamine, ongeveer 52 pillen van een materiaal bevattende MDMA, ongeveer 150 milliliter van een materiaal bevattende GHB, ongeveer 3 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine, MDMA, GHB, heroïne en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep partieel vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Meer specifiek stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte en diens medeverdachte voordeel hebben getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] . Immers, verdachte heeft van het geld dat met de seksuele handelingen is verdiend onder meer sigaretten en shag gekocht en deze aan [slachtoffer] gegeven en zij heeft een bedrag zelf gehouden als vergoeding voor de benzine, omdat zij [slachtoffer] naar een klant had vervoerd. Het resterende geld dat is verdiend zou nog in het bezit zijn van [slachtoffer] . Deze omstandigheden leiden er naar de mening van de verdediging toe dat er onvoldoende bewijs is voor het door de verdachte en diens medeverdachte voordeel trekken uit de seksuele handelingen.
Voorts zou het bestanddeel ‘die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs’ niet kunnen worden bewezen. Daartoe is het volgende aangevoerd. [slachtoffer] zou tegen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben gezegd dat zij in het verleden al verdovende middelen heeft gebruikt. Op dat moment verkeerden de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] nog in de veronderstelling dat [slachtoffer] meerderjarig was. Daarom hebben zij toegestaan dat [slachtoffer] van de drugs op de tafel in de woning van verdachte gebruik maakte, maar niet met het oogmerk om haar in de prostitutie te werk te stellen. Later bleek dat medeverdachte [naam medeverdachte] bemerkte dat er andere drugs weg waren. Dat duidt op de omstandigheid dat [slachtoffer] niet is voorzien van drugs, maar dat zij deze zelf heeft gepakt. Bij gebreke aan bewijs zouden de verdachte en diens medeverdachte op dit punt moeten worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van het eerste onderdeel van feit 1. De rechtbank heeft aannemelijk geacht dat medeverdachte [naam medeverdachte] [slachtoffer] in eerste instantie wilde helpen en dat in het begin geen oogmerk was op uitbuiting. De advocaat-generaal heeft gesteld dat het niet noodzakelijk is dat het oogmerk van uitbuiting al aanwezig was op het moment dat [slachtoffer] door medeverdachte [naam medeverdachte] naar huis werd genomen. Hij acht daarvoor geen aanknopingspunt in de wet of de wetgeschiedenis voorhanden. Eveneens acht de advocaat-generaal bewezen dat [slachtoffer] in een gecontroleerde situatie is gehouden.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat het slachtoffer [slachtoffer] op 4 december 2011 door de verdachte met de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] naar een klant in Kerkrade is gebracht. De verdachte was met [slachtoffer] bij het adres van de klant naar binnen gegaan om aldaar een bedrag van € 125,00 voor de seksuele diensten in ontvangst te nemen. [slachtoffer] zegt dat zij twee pakjes shag, een pakje sigaretten en
€ 35,00 van dat geld heeft ontvangen. Naar schatting gaat het daarbij om een bedrag van ongeveer € 60,00. De rest van het bedrag is naar de verdachte en haar mededader gegaan met wie zij een gemeenschappelijke huishouding voerde. Het hof stelt vast dat de afstand Heerlen-Kerkrade ongeveer 10 km is en dat de reiskosten, voor zover deze door [slachtoffer] zouden moeten worden vergoed, dus in redelijkheid nooit een bedrag van € 65,00 kunnen zijn geweest. Aldus kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte in vereniging opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] . Het verweer dienaangaande faalt.
Ten aanzien van het tweede verweer overweegt het hof het volgende. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij tijdens haar verblijf bij de verdachte en haar medeverdachte dagelijks samen met hen cocaïne snoof en amfetamine en GHB gebruikten. Verdachten wisten van de drugsverslaving van [slachtoffer] . Zij hebben beiden bij de politie verklaard dat ze wisten dat [slachtoffer] hun drugs gebruikte. Het feit dat [slachtoffer] wellicht eigenhandig enige malen drugs uit de woning heeft gepakt, maakt dat niet anders, nu de verdachte en haar mededader daartoe gelegenheid hebben gegeven. Bij terugkomst in de jeugdinrichting te Cadier en Keer wees een test uit dat [slachtoffer] positief testte op ‘amfetamine H’ met een hoeveelheid groter dan 1000. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen is het voor het hof genoegzaam vast komen te staan dat de verdachte en haar mededader [slachtoffer] hebben voorzien van een of meer soorten (hard)drugs. Het tweede verweer faalt aldus eveneens.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Naar aanleiding van het standpunt van de advocaat-generaal over het eerste onderdeel van feit 1 overweegt het hof als volgt. Dit deel van de tenlastelegging is toegesneden op art. 273f Sr sub 2 en houdt - kort weergegeven - in dat de verdachte en haar mededader [slachtoffer] hebben vervoerd of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van de verdachte en haar mededader, naar zij moeten hebben beseft, als noodzakelijk en dus het door haar gewild gevolg meebracht dat [slachtoffer] door hen werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Ten eerste is het hof van oordeel dat huisvesting een duurhandeling is en niet alleen het moment waarop daarmee wordt begonnen omvat, maar ook de periode erna. In die periode erna hebben de gebeurtenissen zich voorgedaan die het hof verder bewezen heeft geacht. Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte en haar mededader [slachtoffer] hebben gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting.
Anders dan de rechtbank, maar met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat
de verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam medeverdachte] , in de periode van 26 november 2011 tot en met 6 december 2011 het minderjarige slachtoffer [slachtoffer] hebben gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] . Niet bewezen is dat de huisvesting vóór 26 november 2011 heeft plaatsgevonden, nu [slachtoffer] pas nadat zij voor de tweede keer aan de [woonadres verdachten] te Heerlen aan de deur stond, door de verdachte en haar medeverdachte een kamer aangeboden heeft gekregen.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen dat [slachtoffer] door de verdachte en haar medeverdachte in een gecontroleerde situatie is gehouden. Hiervoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs, nu het scheppen van een afhankelijkheidsrelatie nog niet maakt dat per definitie sprake is van een gecontroleerde situatie. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen dat [slachtoffer] de mogelijkheid had de woning te verlaten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: