3.4.In dit hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
[geïntimeerde] is op 1 oktober 2005 als bedrijfsleider bij [betoncentrales] in dienst getreden.
In 2007 heeft [betoncentrales] hem een auto ter beschikking gesteld. Deze auto mocht [geïntimeerde] zowel zakelijk als privé gebruiken.
Tijdens een functioneringsgesprek, gehouden op 6 april 2012, heeft [betoncentrales] aangegeven dat [geïntimeerde] mocht gaan kijken naar een andere, nieuwe auto. Van dit gesprek is een verslag opgesteld en dat verslag is op een latere datum nog aangevuld. (Zie daaromtrent ook hieronder sub m)
Op 16 april 2012 heeft autobedrijf [autobedrijf] BV een offerte uitgebracht voor de koop van een Subaru Forester; rekening houdend met de inruil van de oude auto zou het bij te betalen bedrag neerkomen op € 45.000,00. De in de offerte begrepen accessoires zijn in de bijlage bij de offerte vermeld en omvatten een bedrag van € 9.819,00.
[betoncentrales] heeft [geïntimeerde] te kennen gegeven dat dit een té hoge investering was.
[geïntimeerde] heeft [betoncentrales] op 24 april 2012 een emailbericht gestuurd en daarin aangegeven dat hij voor de Mazda CX5 gaat. Hij heeft daarin voorts vermeld dat de investering in de auto (incl. alle opties) en meerkosten binnen de afspraak vallen. Aan het slot van dit bericht heeft hij aangegeven dat de optie van een dakdrager inclusief box goedkoper is dan een ruimere auto.
[betoncentrales] heeft daarop diezelfde dag kort per email aan [geïntimeerde] te kennen gegeven: “klinkt logisch”.
Op dezelfde dag heeft [geïntimeerde] de orderbevestiging ter aankoop van de Mazda met een aantal opties ondertekend. Op 26 april 2012 heeft hij een orderbevestiging voor ‘extra werk’ ondertekend.
Op 9 mei 2012 heeft [geïntimeerde] [betoncentrales] per email bericht dat hij het verslag heeft aangepast en daarin de prijs van de auto inclusief BTW heeft laten staan. Daarop heeft [appellant] namens [betoncentrales] gereageerd met de mededeling dat hij het verslag zal nakijken en dat de berekening/investering wel exclusief BTW moet worden gemaakt.
Op 4 juni 2012 heeft de autoverkoper de factuur aan [betoncentrales] verzonden. Deze factuur komt, voor zover het de totaalprijs betreft, overeen met de orderbevestigingen. In afwijking daarvan staan in de factuur niet alle accessoires vermeld en de prijsstelling voor een aantal onderdelen is anders dan in de orderbevestiging aangegeven. De factuur is door [betoncentrales] betaald.
Op 13 juni 2012 heeft [geïntimeerde] per email [appellant] bericht dat de investering voldoet aan het aangegeven bedrag, zowel wanneer het inclusief als exclusief BTW wordt berekend. De totale investering inclusief inruil komt neer op € 31.628,64 exclusief BTW.
[appellant] heeft daarop dezelfde dag gereageerd met de mededeling dat het inderdaad klopt en dat [geïntimeerde] het gespreksverslag daarop moet aanpassen met toevoeging van de berekening, hetgeen is gebeurd.
Het verslag en de bijlage zijn door beide partijen ondertekend. Het verslag houdt onder meer in: “ [geïntimeerde] mag gaan kijken naar een vervanging van zijn huidige auto. (…) Zij bijlage 1 voor de berekening 2012.” Genoemde bijlage houdt onder meer in: “De investering voldoet aan het aangegeven bedrag van incl. btw € 38.500,00 met inruil van de huidige auto.”
Met ingang van 1 oktober 2013 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden.