15.1Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan het bestuur van een door de rechthebbende en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht, met vermelding van de personalia en het adres van de rechtsopvolger.
(…)”
b. Op 2 maart 1998 is [vader appellante] , de vader van [appellante] overleden. Hij is begraven op de begraafplaats [plaats 2] van de Parochie.
c. De akte van grafrecht d.d. 26 januari 1999 (productie 2 memorie van grieven) houdt in, voor zover van belang:
“Akte van grafrecht
(…)
Gegevens van de begravene:
(…) [vader appellante] (…)
Afloop van het grafrecht:
Dit recht is verleend tot 7 maart 2018
Het grafrecht is verleend aan de rechthebbende:
Mw. [moeder appellante] (…).
In geval van overlijden van de rechthebbende dienen de rechtverkrijgenden een nieuwe rechthebbende aan te wijzen en bekend te maken. (…)”
Op grond van deze akte van grafrecht is Mw. [moeder appellante] , de moeder van [appellante] , uitsluitend rechthebbende van dit grafrecht (hierna: het grafrecht).
d. De hiervoor onder c. genoemde Mw. [moeder appellante] , hierna de moeder, is overleden op 23 augustus 2011 en het grafrecht bestond toen nog steeds.
e. De moeder heeft bij testament haar zoon [broer appellante] , de broer van [appellante] (hierna: de broer) benoemd tot enig en algemeen erfgenaam (productie 3 memorie van grieven).
f. Het e-mailbericht van 3 februari 2012 09:31 van [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] met als onderwerp “grafrecht van het graf van de heer [broer appellante] ” (productie 9 memorie van grieven) houdt in, voor zover van belang:
“(…)
Thans staat vast dat de heer [broer appellante] de enige erfgenaam is van mevrouw [moeder appellante] . (…)
Zoals ook uit de bijgevoegde brief van 5 december 2011 blijkt, dient nu op verzoek van de heer [broer appellante] het grafrecht van het graf van zijn vader (…) op zijn naam te worden overgeschreven. Wij bespraken dat de heer [broer appellante] dit verzoek deze week heeft gedaan aan de beheerder van de begraafplaats, de heer [beheerder begraafplaats] , maar dat de heer [beheerder begraafplaats] aan dat verzoek (nog) geen gehoor wenste te geven. (…)”
g. Het e-mailbericht van 3 februari 2012 17:24 van [betrokkene 1] aan [beheerder begraafplaats] , met cc aan [betrokkene 2] met als onderwerp “grafrecht van het graf van de heer [broer appellante] ” (productie 9 memorie van grieven) houdt in, voor zover van belang:
“Hierbij ontvangt u een kopie van de e-mail met twee bijlagen die ik hedenmorgen aan de heer [betrokkene 2] gezonden heb.
Voor de goede orde: de heer [broer appellante] isenig erfgenaamvan mevrouw [moeder appellante] . De dochter (…) is derhalvegeenerfgenaam. (…)”
h. Bij brief van 15 februari 2012 (productie 6 memorie van grieven) laat [beheerder begraafplaats] namens de werkgroep begraafplaats [plaats 2] van de Parochie aan [appellante] weten, voor zover relevant:
“Hierbij ontvangt u zoals telefonisch met u overeengekomen in drievoud de nieuwe grafakten ingevolge de overzetting van het grafrecht voor het graf van [vader appellante] .
Conform (…) art. 14 van het Reglement (…) is het grafrecht te name gesteld van de rechtmatige erfgenamen van [vader appellante] respectievelijk mw. [moeder appellante] . (…)
Ik verzoek u bijgaande exemplaren (…) te ondertekenen en alle exemplaren aan mij te retourneren. (…)
Daarna zal ik de ondertekende exemplaren ter ondertekening toesturen aan dhr. [broer appellante] . Na terugontvangst van de volledige ondertekende grafakten zal ik u daarvan een exemplaar toesturen. (…)”.
i. De akte van grafrecht d.d. 15 februari 2012 (productie 7 memorie van grieven) houdt in, voor zover van belang:
“Akte van grafrecht
(…)
Gegevens van de begravene.
(…) [vader appellante] (…)
Het grafrecht is verleend tot 07-03-2018
Rechthebbenden:
Dhr. [broer appellante] en Mw. [appellante] (…).”.
De akte is ondertekend door [beheerder begraafplaats] en door [appellante] . Onder de handtekening van [appellante] is met de hand geschreven 22 (of 23)-2-2012. De handtekening van de broer staat niet op de akte.
j. Bij brief van 27 februari 2012 (productie 8 memorie van grieven) laat [beheerder begraafplaats] namens de werkgroep begraafplaats [plaats 2] van de Parochie aan de broer weten, voor zover relevant:
“Hierbij ontvangt u in drievoud de nieuwe grafakten ingevolge het overlijden van de rechthebbende van het grafrecht op het graf van [vader appellante] , mw. [moeder appellante] .
(…)
Zoals ik u al eerder heb bericht is het bestuur van de parochie van mening dat zolang onduidelijkheid tussen de erfgenamen van dhr. [broer appellante] en mw. [moeder appellante] blijft bestaan over de aanwijzing van één rechthebbende voor boven aangehaald grafrecht beide erfgenamen als rechthebbenden moeten worden aangemerkt. (…)
Ik verzoek u dan ook de toegezonden akten te willen ondertekenen en daarvan twee exemplaren aan mij te willen retourneren. (…)”.
De broer heeft de aktes niet ondertekend.
k. Bij brief van 4 juli 2012 (productie 11 memorie van grieven) laten [betrokkene 3] en [betrokkene 4] namens het bestuur van de Parochie [appellante] weten, voor zover relevant:
“In februari van dit jaar heeft de beheerder van de begraafplaats [plaats 2] u een zogenaamde akte van grafrecht toegezonden, waarin u en uw broer (…) als rechthebbenden tot het grafrecht met betrekking tot het graf van uw ouders zijn vermeld.
Inmiddels is gebleken, dat deze vermelding op een misverstand berust.
Blijkens de (…) afgegeven verklaring van erfrecht is uw broer de enige rechthebbende tot het grafrecht van uw ouders.
Het bestuur van de parochie (…) zal dienovereenkomstig een nieuwe correcte akte van grafrecht opmaken en aan uw broer ter hand stellen. De u in februari toegezonden akte is van onwaarde en komt te vervallen. (…)”.
l. De akte van grafrecht d.d. 1 augustus 2012 (productie 18 memorie van grieven) houdt in, voor zover van belang:
“Akte van grafrecht
(…)
Gegevens van de begravene:
(…) [vader appellante] (…)
Het grafrecht is verleend tot 7 maart 2018
Het grafrecht is verleend aan de rechthebbende:
[broer appellante] (…).”
De akte is ondertekend door [betrokkene 3] namens het kerkbestuur van de Parochie en door de rechthebbende [broer appellante] .