ECLI:NL:GHSHE:2016:5400

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
200 200 122_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van kortgedinguitspraak wegens bedrog en valsheid van stukken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure. De zaak betreft een vordering tot herroeping van eerdere kortgedinguitspraken van het hof, gedateerd 24 mei 2016 en 28 juni 2016, waarin Onze Kunst was veroordeeld tot ontruiming van een gehuurd pand en betaling van huurachterstanden aan CDS Beheer B.V. Onze Kunst, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P.M.M. Heijkant, stelde dat er sprake was van bedrog en valsheid van stukken, en vorderde vernietiging van de eerdere arresten.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de herroepingsgrond niet is aangetoond. De vordering tot herroeping is gebaseerd op artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat herroeping mogelijk maakt bij bedrog, valsheid van stukken of het achterhouden van beslissende documenten. Het hof oordeelde dat Onze Kunst niet kon aantonen dat de eerdere uitspraken berustten op bedrog of valsheid, en dat de gestelde gronden voor herroeping niet voldeden aan de wettelijke vereisten.

De uitspraak benadrukt dat herroeping niet kan worden gebruikt om eerdere procesfouten te corrigeren en dat de bewijslast voor het aantonen van bedrog bij de eiser ligt. Het hof wees de vordering tot herroeping af en veroordeelde Onze Kunst in de proceskosten aan de zijde van CDS Beheer, die niet was verschenen in de herroepingsprocedure. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor partijen om zorgvuldig om te gaan met bewijsvoering in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.200.122/01
arrest van 6 december 2016
in de zaak van

1.v.o.f. Onze Kunst,zaakdoende te [zaaksplaats] ,

2.
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,
eisers in de herroepingsprocedure,
hierna aan te duiden als Onze Kunst,
advocaat: mr. J.P.M.M. Heijkant te Dongen,
tegen
CDS Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de herroepingsprocedure,
hierna aan te duiden als CDS,
niet verschenen.
Bij exploot van dagvaarding van 23 september 2016 heeft Onze Kunst herroeping gevorderd van de op 24 mei 2016 en 28 juni 2016 door dit hof onder zaaknummer 200.187.227/01 in kort geding gewezen arresten tussen Onze Kunst als appellanten in de hoofdzaak, eisers in het (schorsings)incident, en CDS als geïntimeerde in de hoofdzaak, verweerster in het incident.

1.Het geding

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van 4 februari 2016 met zaak-/rolnummer 4741232-447 en voor het geding in hoger beroep verwijst het hof naar voormelde arresten.

2.Het geding tot herroeping

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
  • het tegen CDS verleende verstek.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg en het hoger beroep.

3.De beoordeling

3.1
In het tussen partijen gewezen vonnis van 4 februari 2016 heeft de kantonrechter, recht doende in kort geding het volgende beslist:
“in conventie (= met betrekking tot de vorderingen van CDS Beheer):
veroordeelt Onze Kunst hoofdelijk het gehuurde, gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis te ontruimen, met al wie of al wat zich van de zijde van Onze Kunst daarin of daarop mocht bevinden, echter met uitzondering van de inventaris met toebehoren die eigendom van CDS Beheer is, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van CDS Beheer te stellen;
veroordeelt Onze Kunst hoofdelijk om bij wijze van voorschot op de onbetaald gelaten huur tot en met de maand januari 2016 aan CDS Beheer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 25.000,00 inclusief btw, vermeerderd met een rente van 1% per maand over de diverse huurtermijnen vanaf de data van de opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt Onze Kunst hoofdelijk om aan CDS Beheer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.840,00 inclusief btw voor iedere maandhuurtermijn die, te rekenen ingaande 1 februari 2016, op de dag van de ontruiming zal zijn ingetreden, vermeerderd met een rente van 1% per mand tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt Onze Kunst hoofdelijk in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van CDS Beheer gevallen en tot op heden vastgesteld op € 77,75 wegens dagvaardingskosten, € 941,00 wegens griffierecht en € 400,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie (= met betrekking tot de tegenvordering en het verzoek van Onze Kunst):
verklaart Onze Kunst niet ontvankelijk in haar verzoek op de voet van artikel 186, tweede lid, Rv. tot het horen van getuigen;
wijst de tegenvordering af;
veroordeelt Onze Kunst in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van CDS Beheer gevallen en tot op heden vastgesteld op € 200,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast).”
3.2
In hoger beroep is in het tussenarrest van 24 mei 2016 de vordering in het incident van Onze Kunst tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv afgewezen en is zij in de proceskosten (€ 1.631,- aan salaris advocaat) veroordeeld.
In het eindarrest van 28 juni 2016 is geoordeeld dat de grieven falen, dat het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd en is Onze Kunst in de proceskosten veroordeeld (€ 1.957,- aan griffierecht en € 2.446,50 aan salaris advocaat).
Onze Kunst (en ook is niet gebleken dat CDS dat geeft gedaan) heeft geen cassatieberoep ingesteld tegen de arresten van het hof, zodat die in kracht van gewijsde zijn gegaan.
3.3
In de herroepingsdagvaarding heeft Onze Kunst, kort gezegd, gevorderd:
de arresten van 24 mei 2016 en 28 juni 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende
een verklaring voor recht uit te spreken dat CDS door bedrieglijk handelen en het opzettelijk achterhouden van relevante bescheiden en/of door onoorbare kunstgrepen zowel de voorzieningenrechter als het hof hebben misleid waardoor rekwiranten gehouden waren tot ontruiming en daardoor zowel materiële als immateriële schade hebben opgelopen.
3.4.
Op grond van artikel 382 Rv kan een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, op vordering van een partij worden herroepen indien aan één van de in dat artikel limitatief opgesomde gronden voor herroeping is voldaan:
a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;
b. het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of
c. de partij die na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
Naar het hof begrijpt beroept Onze Kunst zich op alle drie de gronden a, b en c van artikel 382 Rv.
3.5
Herroeping staat ook open tegen een uitspraak in kort geding (Ten Kate & Wesseling-van Gent,
Herroeping, verbetering en aanvulling van burgerlijke uitspraken,Burgerlijk Proces & Praktijk nr. 5, tweede druk 2013, p. 9).
3.6
Voor het beroep op artikel 382 Rv steunt Onze Kunst op twee pijlers:
- twee rapporten van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) waaruit blijkt dat de (handtekeningen onder de) eerste door haar in geding gebrachte huurovereenkomst vals (zijn) is;
- de erkenning van (de advocaat van) CDS dat de (de handtekeningen onder de) eerste door haar in geding gebrachte huurovereenkomst vals (zijn) is.
Meer specifiek beroept CDS zich op de volgende feiten.
- Na het eindarrest heeft Onze Kunst het NFO onderzoek laten doen. Op 14 juni 2016 zijn twee rapporten uitgebracht, het eerste betreffende het bij inleidende dagvaarding overgelegde huurcontract, het tweede betreffende het later overgelegde contract. De conclusies luiden respectievelijk:
“Op basis van het onderzoek aan de hand van het ter beschikking gestelde materiaal is de
hieronder gemonteerde betwiste handtekening niet aan te merken als echte handtekening
van de heer [appellant 3] .
Op basis van het onderzoek aan de hand van het ter beschikking gestelde materiaal zijn de
hieronder gemonteerde betwiste handtekeningen niet aan te merken als echte
handtekeningen van mevrouw [appellante 2] .”
en
“Bij afweging van de waargenomen bevindingen, afgezet tegen de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de ter beschikking gestelde overeenkomst enerzijds en de aard en hoedanigheid van de toepaste onderzoekstechnieken en de daarbij verkregen resultaten anderzijds, zijn naar mening van ondergetekende de onderstaande conclusies gerechtvaardigd:
1. De elementaire mogelijkheid dat de betwiste handtekeningen het product zijn van listige kunstgrepen (bijvoorbeeld digitaal knip- en plakwerk) kan met geen enkele mate van waarschijnlijkheid worden uitgesloten.
2. De vraag of de betwiste overeenkomst al dan niet op fraudeleuze wijze tot stand is gekomen kan enkel met een hoge mate van waarschijnlijkheid worden beantwoord op basis van onderzoek aan de originele overeenkomst.
3. Op grond van hetgeen hiervoor beschreven staat kom ik vanuit forensisch-technisch oogpunt resumerend tot de conclusie dat:
De betwiste overeenkomst in de huidige vorm (reproductie van beperkte kwaliteit) om redenen van authenticiteit, integriteit en kwaliteit niet over bewijskracht beschikt. De bewijskracht en de daarmee verband houdende bewijswaarde kan naar mijn mening vanuit forensisch-technisch oogpunt pas vastgesteld worden indien de originele overeenkomst onderworpen is aan een document-technisch onderzoek.”
- In het bodemgeding bij het kantongerecht Eindhoven (zaaknummer 4642329) is kennelijk op 23 juni 2016 een comparitie van partijen gehouden waar deze rapporten (anders dan in de procedure bij het hof) aan de orde zijn gekomen. Onze Kunst wijst op de spreekaantekeningen van CDS (prod. 5 bij herroepingsdagvaarding) waaruit zou blijken dat CDS de valsheid van de contracten erkent. CDS heeft zich toen beroepen op mondelinge afspraken.
3.7
Naar het oordeel van het hof kan het beroep op herroeping Onze Kunst niet baten. Ingevolge artikel 383 Rv moet het rechtsmiddel worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en eiser daarmee bekend is geworden. Aangenomen wordt dat als de herroepingsgrond tijdens de procedure wordt ontdekt, in zodanig stadium dat daaromtrent debat kan worden gevoerd en de rechter daarop kan beslissen, die grond dan naar voren moet worden gebracht, zie Ten Kate & Wesseling-van Gent, t.a.p., p. 34. Onze Kunst heeft het door haar gestelde bedrog (valsheid van stukken) toen (tijdig) aan de orde gesteld. Die omstandigheid staat aan een herroepingsprocedure in de weg, ook in het geval de rechter het gestelde bedrog niet in aanmerking heeft genomen of zijn beslissing daarop niet heeft gegrond.
3.8
De beoordeling van de gronden voor herroeping
3.8.1
Onze Kunst heeft zich, ook al in de eerdere instanties, beroepen op de valsheid van de twee door CDS overgelegde huurovereenkomsten, althans van de handtekeningen daaronder. De stelling dat het eindarrest is gegrond op bedrog of een vervalst stuk mist feitelijke grondslag.
De beslissing in het eindarrest is namelijk niet gegrond op gepleegd bedrog of een vervalst stuk. Het hof overwoog:
“6.11.2. De algemene grief berust op een verkeerde lezing van rechtsoverweging 4.3 van het bestreden vonnis. De voorzieningenrechter stelt daarin vast dat onbetwist sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen. Beide huurcontracten vermelden dezelfde partijen, hetzelfde huurobject en dezelfde huurprijs. Ook in hoger beroep wordt een en ander niet betwist.
Reeds op grond van deze feiten kunnen de vorderingen van CDS toewijsbaar zijn, tenzij er verweren zijn, die niet zijn ontleend aan het huurcontract, die zouden opgaan. Dat sprake is van een vervalst contract - zoals Onze Kunst stelt, maar CDS betwist - hoeft derhalve niet aan toewijzing van de vordering in de weg te staan. Op de vraag of sprake is van een vervalst contract hoeft dan niet te worden beslist.
6.11.3.
De stelling van Onze Kunst dat de voorzieningenrechter het geschil niet zou mogen beoordelen, althans ten gunste van Onze Kunst dient te beslissen reeds omdat CDS een vervalst contract in het geding heeft gebracht wordt verworpen. Nog daargelaten dat aan het overleggen van een vervalst contract nog niet de genoemde gevolgtrekking hoeft te worden verbonden, CDS de valsheid heeft betwist en het niet aan de kortgedingrechter is om deze kwestie – die wellicht een deskundigenonderzoek en getuigenverhoren vergt – nader te onderzoeken.”
Het hof voegt hieraan toe dat ook in dit geding niet wordt betwist dat er sprake is van een schriftelijke huurovereenkomst, dat Onze Kunst huurster was van CDS, en dat de huurprijs die is welke CDS aanvoert (vgl. rov. 6.2 eindarrest en randnummer 58 herroepingsdagvaarding).
3.8.2.
Uit de spreekaantekeningen van CDS (prod. 5 bij herroepingsdagvaarding) blijkt dat CDS de valsheid van eerste contract weliswaar niet met zoveel woorden erkent, maar toch doet opmerken dat dit contract buiten beschouwing dient te blijven. De valsheid van het tweede contract wordt uitdrukkelijk betwist.
De conclusie van de deskundige van het NFO omtrent het later in geding gebrachte contract rechtvaardigt niet het oordeel dat sprake is van valsheid, hooguit dat de valsheid niet kan worden uitgesloten.
Dat oordeel van het NFO is ontoereikend voor het aannemen van een herroepingsgrond ontleend aan het tweede huurcontract. CDS heeft de valsheid van dat stuk betwist, zodat niet kan worden uitgegaan van het gestelde bedrog. Er is aldus ook geen sprake van stukken van beslissende aard ten aanzien van het tweede huurcontract. Het hof wijst erop dat in kort geding (dit karakter is ook aan de orde in het herroepingsgeding) geen plaats is voor een nader onderzoek.
3.8.3.
Voor zover Onze Kunst zich zou beroepen op een erkenning door een derde (de deskundige) faalt dit beroep want alleen de erkenning door de wederpartij (CDS) kan relevant zijn, zie Ten Kate & Wesseling, t.a.p. p. 73.
3.8.4.
Voor zover Onze Kunst het heeft over een huurkoopovereenkomst tussen haar en Van Maenen, haar rechtsvoorgangster, die ook vervalst zou zijn opgemaakt, dient haar beroep eveneens te falen want die kwestie was niet aan de orde in eerste aanleg en in het hoger beroep en daaromtrent is in ieder geval niet beslist. De beslissingen zijn gegrond op een huurachterstand, waarvan de betwisting door Onze Kunst als onvoldoende onderbouwd is gepasseerd (rov. 6.12.2 eindarrest). De herroepingsprocedure dient er niet toe de omissie van Onze Kunst te herstellen, zodat voorbij moet worden gegaan aan de specificatie en betalingsbewijzen van de wel betaalde huur.
3.8.5.
Het rapport van het NFO en de genoemde spreekaantekeningen van CDS zijn geen stukken die in de eerdere procedures zijn achtergehouden, zodat het beroep op de c-grond ook daarom faalt.
3.8.6.
Het beroep op het bestaan van een herroepingsgrond faalt.
3.9.
De overige stellingen:
3.9.1
In randnummer 75 van de herroepingsdagvaarding stelt Onze Kunst dat het hof in het eindarrest uit is gegaan van onjuiste feiten. Zo zou er geen achterstand in huurbetaling zijn geweest. Die achterstand heeft het hof ook niet vastgesteld. Geoordeeld is dat de stelplicht en bewijslast van huurbetalingen bij Onze Kunst ligt, dat zij daaraan niet heeft voldaan zodat moet worden uitgegaan van hetgeen CS heeft gesteld. Dat oordeel berust dus niet op bedrog door CDS.
3.9.2.
Voorts mocht het hof de huurkoopovereenkomst niet meenemen, aldus Onze Kunst, maar dat heeft het hof ook niet gedaan. De daarop voortbouwende stelling dat de algemene huurvoorwaarden (ROZ 2008) geen toepassing bij een huurkoopovereenkomst kunnen vinden, kan Onze Kunst dan evenmin baten.
3.9.3.
In randnummer 76 stelt Onze Kunst dat het oordeel van het hof (in rov. 6.8.3) – dat sprake was van een reconventionele vordering – onbegrijpelijk is. Onbegrijpelijkheid is evenwel geen herroepingsgrond.
3.9.4.
Hetzelfde geldt voor hetgeen is gesteld in de randnummers 77-79 die zich keren tegen hetgeen werd overwogen in de rechtsoverwegingen 6.11.3-6.11.5, in het bijzonder dat het in geding brengen van een vervalst huurcontract reeds aanleiding had moeten zijn voor afwijzing van de vorderingen van CDS. In randnummer 82 stelt Onze Kunst dat sprake is van een juridische misslag, maar ook dat is geen herroepingsgrond.
3.9.5.
Ten slotte geeft Onze Kunst een wetenschappelijke beschouwing over het plegen van het misbruiken van procesrecht. Het hof gaat daaraan voorbij, reeds omdat misbruik van procesrecht geen herroepingsgrond is.
3.10.
Onze Kunst heeft geen belang bij de vernietiging van het tussenarrest van 24 mei 2016, omdat het incident alleen betrekking heeft op het geding bij het hof, en niet ziet op de periode nadien.
3.11.
Naar het oordeel van het hof doen de herroepingsgronden van artikel 382 Rv zich niet voor zodat de vordering moet worden afgewezen. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.

4.De uitspraak

Het hof:
wijst de vordering tot herroeping af.
veroordeelt Onze Kunst in de kosten aan de zijde van CDS gevallen en begroot deze tot op heden op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, O.G.H. Milar en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 december 2016.
griffier rolraadsheer