3.7.De grieven van de man richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de ingangsdatum, de behoefte van [minderjarige 2] en de draagkracht van de man.
3.8.1.Tussen partijen is in geschil op welke datum de wijziging van de onderhoudsbijdrage moet ingaan.
3.8.2.De man voert aan dat de vrouw al eerder wist en kon weten dat de door haar van de man ontvangen bijdrage ten behoeve van de kinderen bovenmatig was. Het had ook op de weg van de vrouw gelegen de man actief te informeren over het feit dat haar inkomen is toegenomen.
3.8.3.De vrouw voert aan dat zij pas per datum van het indienen van het verzoekschrift rekening heeft kunnen houden met een mogelijk gewijzigde onderhoudsbijdrage. Tot die datum heeft de vrouw de ontvangen bijdragen aan kosten voor de kinderen besteed.
3.8.4.Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden die het hof – na eigen beoordeling en waardering – overneemt en tot de zijne maakt, bepaalt het hof de ingangsdatum op 1 juni 2015, zijnde de eerste van de maand volgend op de datum van indiening van het verzoekschrift.
3.9.1.De man heeft ten aanzien van de behoefte van [minderjarige 2] ter zitting naar voren gebracht dat sprake is van een wijziging van omstandigheden nu [minderjarige 2] thans in een gastgezin verblijft. Het gastgezin ontvangt een pleegoudervergoeding van € 598,- per maand en hiermee wordt met ingang van 19 september 2016 volledig in de behoefte van [minderjarige 2] voorzien.
3.9.2.De vrouw voert aan dat hetgeen de man aanvoert met betrekking tot de behoefte van [minderjarige 2] tardief en in strijd met de goed procesorde is, nu de man dit eerder naar voren had kunnen brengen en de vrouw niet de gelegenheid heeft gehad zich hierop voor te bereiden. Bovendien heeft de man zijn verzoek onvoldoende onderbouwd en zegt de vergoeding die het gastgezin ontvangt niets over de kosten die de vrouw nog voor [minderjarige 2] moet betalen.
3.9.3.Het hof overweegt dat de behoefte van de kinderen, zoals door de rechtbank per 1 januari 2015 becijferd op een bedrag van in totaal € 1.031,77 per maand, niet in geschil is. Wel voert de man aan dat gedurende het verblijf van [minderjarige 2] in het gastgezin volledig in haar behoefte wordt voorzien middels de door het gastgezin ontvangen pleegoudervergoeding. Wat er ook zij van hetgeen de man hieromtrent voor het eerst ter zitting van het hof naar voren heeft gebracht, naar het hof is gebleken draagt de man ingevolge de bestreden beschikking met een bedrag van € 131,- slechts in beperkte mate bij in de door de rechtbank becijferde behoefte van [minderjarige 2] . Nu de man heeft nagelaten zijn standpunt met nadere relevante financiële bewijsstukken te onderbouwen, gaat het hof er – mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw – van uit dat de vrouw ook gedurende het verblijf van [minderjarige 2] in een gastgezin in ieder geval nog behoefte heeft aan een door de man ten behoeve van [minderjarige 2] te betalen bijdrage van ten minste het door de rechtbank bij de bestreden beschikking vastgestelde bedrag.
3.10.1.Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld. Het hof volgt in dit opzicht de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht.
Aannemersbedrijf [Aannemersbedrijf] Bouw B.V.
3.10.2.De vrouw voert aan dat het inkomen van de man bij Aannemersbedrijf [Aannemersbedrijf] Bouw B.V. van € 3.582,- bruto per vier weken is gestegen naar € 4.118,- bruto per vier weken ten gevolge van een aantal door de man ontvangen toeslagen.
3.10.3.Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting houdt het hof over de periode van 1 juni 2015 tot 1 januari 2016 rekening met een inkomen van € 3.485,- bruto per vier weken, te vermeerderen met vakantietoeslag.
Het hof overweegt voorts dat, zoals de vrouw terecht aanvoert, op de door de man overgelegde loonstroken over de weken 21 tot en met 32 van 2016 inderdaad een aantal toeslagen vermeld staan, welke niet vermeld staan op de door de man overgelegde loonstroken over 2015. Naar het hof aanneemt betreft de toeslag “Individueel budget vakantietoeslag” de wettelijke 8% vakantietoeslag, welk bedrag de man vierwekelijks laat uitkeren. Vanaf 1 januari 2016 houdt het hof rekening met een brutoloon van € 3.537,28 per vier weken, een “Individueel budget dagen” van € 176,86 per vier weken, een “Individueel budget vakantietoeslag” van € 297,13 per vier weken en een “Individueel budget duurzame inzetbaarheid” van € 55,39 per vier weken. Verder houdt het hof rekening met een wg-bijdrage aanvullende ziektekostenverzekering van € 11,54 per vier weken en door de man te betalen pensioenpremies van totaal € 295,46 bruto per vier weken.
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting.
3.10.4.De man voert aan dat hij voor zijn werkzaamheden bij de vrijwillige brandweer een vaste basisvergoeding ontvangt van € 325,- bruto per jaar en dat hij daarnaast een vergoeding ontvangt per uitruk of oefening. Zijn salarisstrook is niet representatief doordat de man een chauffeursopleiding volgt en hij voor de uren die hij hieraan besteedt een vergoeding ontvangt. Daarnaast zijn het aantal uitrukkingen in 2016 fors afgenomen ten opzichte van 2015. Verder dient er met een hoger bedrag aan onkosten rekening te worden gehouden dan het bedrag van € 200,- per maand waarvan de rechtbank is uitgegaan.
3.10.5.De vrouw voert aan dat de man de door hem gemaakte onkosten op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Er dient dan ook te worden uitgegaan van het bedrag van € 1.420,- netto per jaar aan inkomsten.
3.10.6.Nu de man de door hem gestelde onkosten in verband met zijn werkzaamheden bij de brandweer en de door hem gestelde vergoeding wegens het volgen van de chauffeursopleiding niet nader heeft onderbouwd, houdt het hof evenals de rechtbank en op dezelfde gronden die het hof – na eigen beoordeling en waardering – overneemt en tot de zijne maakt, rekening met een bedrag van € 1.420,- per jaar aan netto inkomsten uit werkzaamheden voor de brandweer.
3.10.7.Ten aanzien van zijn werkzaamheden als brandwacht bij PSV voert de man aan dat hij hiervoor een vergoeding van € 22,50 netto per keer ontvangt waarbij uitgegaan moet worden van twaalf keer per jaar. Verder dient rekening te worden gehouden met door de man gemaakte onkosten.
3.10.8.De vrouw voert aan dat uitgegaan moet worden van netto inkomsten van € 270,- per jaar.
3.10.9.Het hof houdt rekening met een bedrag van € 270,- netto per jaar wegens inkomsten als brandwacht bij PSV. Nu de man de door hem gestelde onkosten niet nader heeft onderbouwd, ziet het hof evenals de rechtbank geen aanleiding om voormeld bedrag te verminderen vanwege door de man gemaakte onkosten.
3.10.10.Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man over de periode van 1 juni 2015 tot 1 januari 2016 op een bedrag van € 2.732,- per maand en vanaf 1 januari 2016 op een bedrag van € 2.920,- per maand.
3.10.11.De draagkracht van de man is volgens de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 875)] over de periode van 1 juni 2015 tot 1 januari 2016 € 726,18 per maand. Vanaf 1 januari 2016 is de draagkracht van de man volgens de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 890)] € 807,80 per maand.
3.10.12.De draagkracht van de vrouw, zoals door de rechtbank op basis van een netto besteedbaar inkomen van € 3.033,- per maand becijferd op € 873,67 per maand, is tussen partijen niet in geschil. Vanaf 1 januari 2016 is de draagkracht van de vrouw volgens de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 890)] € 863,17 per maand.
3.10.13.De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij per 1 oktober 2016 geen aanspraak meer kan maken op kindgebonden budget. Nu het door de vrouw ontvangen kindgebonden budget over het gehele jaar 2015 nagenoeg gelijk is aan het bedrag dat de vrouw in 2016 aan kindgebonden budget heeft ontvangen over de maanden januari tot en met september, wijzigt de draagkracht van de vrouw in 2016 niet ten opzichte van 2015.
Met ingang van 1 januari 2017 dient rekening te worden gehouden met een gewijzigde draagkracht van de vrouw wegens het wegvallen van het kindgebonden budget van € 247,- per maand. Rekening houdende met een netto besteedbaar inkomen van de vrouw van € 2.786,- per maand bedraagt de draagkracht van de vrouw volgens de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 890)] € 742,14 per maand.
3.10.14.Op basis van het vorenstaande komt het hof tot de volgende verdeling van de kosten voor de kinderen over beide ouders:
Over de periode van 1 juni 2015 tot 1 januari 2016
het eigen aandeel van de man bedraagt:
€ 726,18 / € 1.599,85 x € 1.031,77 = € 468,33
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt:
€ 873,67 / € 1.599,85 x € 1.031,77 = € 563,44
Derhalve komt van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen een gedeelte van € 468,32 per maand ofwel € 234,16 per kind per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 563,44 per maand ofwel € 281,72 per kind per maand voor rekening van de vrouw.
Over de periode van 1 januari 2016 tot 1 januari 2017
het eigen aandeel van de man bedraagt:
€ 807,80 / € 1.670,97 x € 1.031,77 = € 498,79
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt:
€ 863,17 / € 1.670,97 x € 1.031,77 = € 532,98
Derhalve komt van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen een gedeelte van € 498,79 per maand ofwel € 249,40 per kind per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 532,98 per maand ofwel € 266,49 per kind per maand voor rekening van de vrouw.
Vanaf 1 januari 2017
het eigen aandeel van de man bedraagt:
€ 807,80 / € 1.549,94 x € 1.031,77 = € 537,74
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt:
€ 742,14 / € 1.549,94 x € 1.031,77 = € 494,03
Derhalve komt van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen een gedeelte van € 537,74 per maand ofwel € 268,87 per kind per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 494,03 per maand ofwel € 247,02 per kind per maand voor rekening van de vrouw.
3.10.15.De man voert aan dat de kinderen meer dan 20% van de tijd bij hem verblijven en dat derhalve een zorgkorting van 25% gehanteerd moet worden.
3.10.16.De vrouw voert aan dat de kinderen feitelijk anderhalve dag per week bij de man verblijven en daarmee correspondeert een zorgkorting van 15%, althans van 20%.
3.10.17.Naar het hof is gebleken verblijven de kinderen om de twee weken een weekend bij de man van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede vijf weken gedurende vakanties. Het voorgaande maakt dat de kinderen gemiddeld 1,4 dagen per week bij de man verblijven en dient het forfaitaire percentage van 15% in aanmerking te worden genomen.
Nu het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen € 1.031,77 per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 154,76 per maand. Het hiervóór berekende eigen aandeel van de man wordt verminderd met dit bedrag.
3.10.18.Het voorgaande in aanmerking nemende, wordt de man in staat geacht tot het betalen van de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 131,- per maand per kind met ingang van 1 juni 2015.