De moeder kan zich niet in het door de vader in het beroepschrift gestelde vinden en voert in haar verweerschrift, samengevat, het volgende aan.
Ten aanzien van de eerste grief heeft de moeder aangevoerd dat de rechtbank en de ter zitting aanwezige medewerkers van de raad de problematiek hebben doorgrond en de rechtbank op correcte wijze heeft gehandeld.
Ten aanzien van de hulpverlening is er naar het oordeel van de moeder door de hulpverlening te lauw opgetreden. Bovendien heeft de tot nu toe ingezette hulpverlening niets opgeleverd, omdat de vader de hulpverlening niet wilde aanhoren en hun adviezen niet wilde volgen.
De moeder twijfelt er aan of de vader [minderjarige] daadwerkelijk stimuleert om contact met haar op te nemen. Verder meent zij dat de vader de strijd uit de weg gaat.
Volgens de moeder is [minderjarige] niet zichzelf. [minderjarige] geeft veel signalen dat hij terug wil naar de moeder, maar hij dit nooit zal toegeven.
De moeder meent verder dat [minderjarige] aanspreekbaar is op zijn gedrag en dit door de vader echter niet of nauwelijks wordt gedaan. Doordat de moeder dit wel doet, is zij altijd de boeman. [minderjarige] geeft de moeder de schuld van alles wat nu fout loopt. Hij wordt steeds bozer op haar, zonder dat zij veel contact hebben. De moeder meent dat [minderjarige] uit deze situatie gehaald moet worden en zij acht het raadzaam wanneer [minderjarige] zou worden geholpen door een kinderpsycholoog.
De moeder ontkent voorts dat zij een financieel motief heeft om vast te houden aan de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . Zij wil dat partijen zich aan de gemaakte afspraken houden. Om te voorkomen dat de vader zijn alimentatieverplichting zou voldoen zoals in het verleden is gebeurd, in ongelijke delen, heeft de moeder verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar te bepalen zodat zij de kinderregelingen ten behoeve van [minderjarige] zou ontvangen en zij de helft van deze bedragen aan de vader kan overmaken in plaats van andersom.
Het voordeel van een co-ouderschapsregeling is bovendien dat [minderjarige] kan profiteren van de kwaliteiten van beide ouders. Als er sprake zou zijn van een loyaliteitsconflict dan zou de oplossing moeten zijn dat het kind evenveel tijd bij beide ouders kan doorbrengen.
De stelling van de vader dat de door rechtbank opgelegde druk voor [minderjarige] averechts werkt is niet aangetoond.
Weliswaar doet de mening van [minderjarige] ertoe en mag hij worden gehoord, de moeder meent echter dat [minderjarige] het niet voor het zeggen heeft.
Op het moment dat er sprake is van een goedlopende co-ouderschapsregeling, waarbij beide ouders [minderjarige] laten voelen dat zij daar achter staan, kan [minderjarige] daarin prima functioneren.
Door de huidige situatie waarbij de regeling niet wordt nageleefd, wordt onduidelijkheid gecreëerd, waardoor [minderjarige] last ervaart.
Ten aanzien van de tweede grief heeft de moeder opgemerkt dat de tussen partijen ter zitting van de rechtbank gemaakte afspraak alleszins redelijk is en vraagt zij bekrachtiging van de bestreden beschikking.