ECLI:NL:GHSHE:2016:5237

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
20-003329-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en diefstal van levensmiddelen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan hij op 30 juni 2014 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. De officier van justitie had op 16 juli 2015 een vordering tot herroeping van deze voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit op 9 juli 2015, namelijk diefstal van levensmiddelen van Albert Heijn.

Het hof heeft vastgesteld dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling op 30 juni 2015 was geëindigd, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tot herroeping. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld voor de diefstal, maar heeft de gevangenisstraf omgezet in een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die klinisch is opgenomen in een instelling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003329-15
Uitspraak : 24 november 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van
26 oktober 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-136026-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
  • de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 4 maanden zal toewijzen.
De verdediging heeft bepleit dat:
  • aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken zal worden opgelegd;
  • de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2015 te Hoensbroek, gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juli 2015 te Hoensbroek, gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse levensmiddelen toebehorende aan Albert Heijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de mate waarin een feit als het bewezen verklaarde in het algemeen schade teweeg brengt aan de eigenaar van het goed dan wel diens verzekeraar, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten wordt veroorzaakt aan de gedupeerde.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • het hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 3 november 2016 van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Limburg;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige geval worden opgelegd. Gelet daarop heeft het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot uitgangspunt genomen.
Gelet evenwel op de omstandigheid dat verdachte thans klinisch is opgenomen in [instelling] , welke opname zou worden doorkruist door de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, acht het hof in het onderhavige geval een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie. Het hof ziet geen aanleiding om daarbij bijzondere voorwaarden te stellen.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
i.
Bij vonnis van de rechtbank Limburg van 20 november 2013, parketnummer 03-700160-13, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Op
30 juni 2014 is de verdachte op grond van de wettelijke regeling inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling in vrijheid gesteld onder onder meer de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Op 16 juli 2015 heeft de officier van justitie van het arrondissementsparket Limburg een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend op grond dat verdachte de algemene voorwaarde gesteld bij de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft geschonden.
ii.
Het Besluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 15 mei 2014 houdt overeenkomstig artikel 15c lid 2 Sr in dat de proeftijd van de algemene voorwaarde 365 dagen bedraagt. Deze proeftijd is ingegaan op de dag van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zijnde
30 juni 2014. Het hof is uit het uittreksel uit de justitiële documentatie noch overigens uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte op enig moment in de periode van
30 juni 2014 tot 30 juni 2015 rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Gelet daarop moet het ervoor worden gehouden dat de proeftijd op 30 juni 2015 is geëindigd, zodat de proeftijd reeds was verstreken op 9 juli 2015, zijnde de dag waarop verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan. De officier van justitie kan derhalve niet worden ontvangen in zijn vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaartde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering d.d. 16 juli 2015 tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met v.i.-zaaknummer
99-000274-49.
Aldus gewezen door
mr. P.M. Frielink, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 24 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.