Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante] ,
1.Bouwbedrijf [bouwbedrijf] B.V.,
[beheer] Beheer B.V.,
[geintimeerde 3] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/289523 / HA ZA 15-105)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van [geintimeerden c.s.] ;
- de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering tot het verschaffen van inzage in bescheiden ex artikel 843a Rv, incidentele vordering tot aanhouding en vermeerdering van eis, met producties;
- de antwoordmemorie in het incident ex artikel 843a Rv, alsmede het incident tot aanhouding, van [geintimeerden c.s.]
3.De beoordeling
“alle relevante stukken uit de periode van 1 juni 2011 t/m 23 november 2011”om te onderzoeken of zij bewijs kunnen vinden dat hun stelling ondersteunt dat de onderneming van [bouwbedrijf oud] oud naar [bouwbedrijf nieuw] nieuw is overgedragen. Er kan daarom niet anders worden geconcludeerd dan dat sprake is van een zogenaamde ‘fishing expedition’. Daar is artikel 843a Rv echter niet voor bedoeld. Gezien het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [appellanten c.s.] een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a lid 1 Rv hebben bij de gevorderde inzage en afschrift. Daarmee is niet voldaan aan de cumulatieve vereisten genoemd in artikel 843a lid 1 Rv voor toewijzing van een vordering ingevolge dit wetsartikel.