In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde] in een civiele procedure over verbintenissenrecht. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten en betreft een geschil over schadevergoeding na een onrechtmatige daad. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 22 maart 2016 al beslist dat [appellant] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn hoger beroep tegen bepaalde tussenvonnissen van de rechtbank Zeeland-West Brabant. Het hof heeft in dat tussenarrest overwogen dat de grieven van [appellant] niet opgaan tegen het oordeel van de rechtbank dat het beroep op de rechtvaardigingsgrond niet gerechtvaardigd was. Het hof heeft verder geoordeeld dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [appellant] heeft geleden.
In het vervolg van de procedure heeft het hof [appellant] de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de schade aan zijn gebit, die volgens hem het gevolg is van een klap die hij op 4 oktober 2006 van [geïntimeerde] heeft gekregen. [appellant] heeft echter besloten om af te zien van het horen van getuigen en heeft in plaats daarvan schriftelijk bewijs geleverd. [geïntimeerde] heeft betwist dat [appellant] het opgedragen bewijs heeft geleverd. Het hof heeft daarom besloten om een deskundigenbericht te bevelen om te onderzoeken of de schade aan het gebit van [appellant] het gevolg is van de klap door [geïntimeerde].
Het hof heeft een deskundige benoemd en de kosten van het deskundigenbericht zullen in beginsel door [appellant] moeten worden voorgeschoten, hoewel er mogelijkheden zijn voor een toevoeging. De zaak is verwezen naar de rol van 20 december 2016 voor verdere akten van partijen.