4.1.Tegen het oordeel van de rechtbank over de feiten, opgenomen onder 2.1 tot en met 2.7 van het bestreden vonnis, is geen grief gericht, zodat het hof daarvan uitgaat. In de kern staat tussen partijen het volgende vast.
a. Partijen hebben een arbitrageprocedure tegen elkaar gevoerd.
b. [cleaning b.v.] heeft in haar verzoek tot arbitrage/memorie van eis gesteld:
" [industriële reiniging b.v.] Industriële Reiniging B.V. en [Slachthuis] hebben met ingang van 1 december 2011 een overeenkomst voor het reinigen van de productlocatie te Nijmegen. Looptijd van de overeenkomst is 3 jaar. De overeenkomst loopt derhalve tot 1 december 2014 (…)."(2.1)
"Tussen [cleaning b.v.] en Slachthuis bestaat er vanaf 1 december 2011 een overeenkomst betreffende het reinigen van de productielocatie te Nijmegen (…). De overeenkomst kende een looptijd van 3 jaar (tot 1 december 2014)."(3.1)
[cleaning b.v.] heeft gesteld dat, gelet op het faillissement van [industriële reiniging b.v.] Industriële Reiniging B.V. ( [industriële reiniging b.v.] ) en daaropvolgend het overleg en de overeenstemming tussen partijen, deze overeenkomst (althans een overeenkomst) door Slachthuis moest worden nagekomen (4.1-4.5).
[cleaning b.v.] heeft in haar petitum gevorderd:
"Gedaagde te veroordelen om uitvoering te geven aan de overeenkomst, welke tussen partijen mondeling is overeengekomen tot 1 december 2014. (…) Althans een zodanige beslissing te nemen als Uw Raad in goede justitie vermeent te behoren."
c. Slachthuis heeft in haar antwoord gesteld:
"Gedaagde is op 1 december 2011 een overeenkomst aangegaan met [ [industriële reiniging b.v.] ] betreffende het reinigen van de productielocatie te Nijmegen voor een termijn van drie jaar tot 1 december 2014."(4)
Slachthuis heeft aangevoerd dat zij het aanbod van eiseres (om de schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren tot 1 december 2014, 1 augustus 2015 of een andere datum) niet heeft geaccepteerd. (11, 12, 18, 20, 26)
Slachthuis heeft ook naar voren gebracht dat zij de tussen partijen gesloten mondelinge overeenkomst met inachtneming van een redelijke termijn van vier maanden heeft opgezegd, zodat [cleaning b.v.] de werkzaamheden mocht uitvoeren tot 1 augustus 2013. (17)
Slachthuis heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
d. [cleaning b.v.] heeft bij repliek gesteld:
"Eiseres heeft een overeenkomst met gedaagde gesloten voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden tot 1 december 2014. Gedaagde stelt deze overeenkomst niet aanvaard te hebben."(2.1)
"Nu gedaagde niet heeft aangetoond, binnen 8 dagen na ontvangst van de overeenkomst en het werkprogramma, de opdracht bij aangetekend schrijven verworpen te hebben, is de overeenkomst tot 1 december 2014 tussen partijen tot stand gekomen (…)."(3.6)
"Tussen partijen is (…) een overeenkomst tot stand gekomen voor een contract voor bepaalde tijd tot 1 december 2014, nu eiseres een overeenkomst met werkprogramma heeft aangeboden en gedaagde, dit niet heeft verworpen en ook niet aantoont het aanbod/de aanbiedingen verworpen te hebben."(4.1)
[cleaning b.v.] heeft haar petitum bij repliek opnieuw geformuleerd:
"Gedaagde te veroordelen uitvoering te geven aan de volledige overeenkomst voor bepaalde tijd (inclusief indexatie) tot 1 december 2014, welke tussen partijen tot stand is gekomen."
e. Slachthuis heeft bij dupliek gesteld:
"Eiseres stelt een schriftelijke overeenkomst voor bepaalde tijd tot 1 december 2014 gesloten te hebben met gedaagde. Gedaagde is echter een mondelinge overeenkomst aangegaan met eiseres waarin is afgesproken dat de werkzaamheden tijdelijk door eiseres verricht zouden worden."(1)
Slachthuis heeft gepersisteerd.
f. Een mondelinge behandeling heeft in de arbitrage niet plaatsgevonden.
g. Het scheidsgerecht heeft bij arbitraal vonnis van 17 februari 2014 geoordeeld dat
"partijen op 17 juli 2012 mondeling een overeenkomst gesloten hebben die de strekking had een doorstart te zijn, waarbij [cleaning b.v.] de overeenkomst die tevoren door [ [industriële reiniging b.v.] ] en Slachthuis op 1 dec. 2011 gesloten was zou overnemen met dezelfde contractsinhoud wat de overeengekomen werkzaamheden en prijs betreft en met hetzelfde personeel dat in het bedrijf van Slachthuis met die werkzaamheden belast was."(3.10)
Het scheidsgerecht heeft vervolgens overwogen:
"3.14 Arbiter komt derhalve tot de conclusie dat Slachthuis gehouden was om aan de overeenkomst van 17 juli 2012 uitvoering te geven voor de overeengekomen duur van 3 jaar.