Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de heer [algemeen directeur], directeur van Hermes, bijgestaan door mr. Meyer-de Swaan;
- de heer [voorzitter OR], voorzitter van de OR, bijgestaan door mr. Van der Stege.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 10 juli 2015;
- het faxbericht/de brief van mr. Meyer-de Swaan d.d. 18 juli 2016;
- het indieningsformulier met productie B van mr. Meyer-de Swaan d.d. 21 september 2016;
- de ter zitting van dit hof overgelegde en voorgedragen pleitnota’s van mr. Meyer-de Swaan en van mr. Van der Stege.
3.De beoordeling
“Ik hoor u vragen of camerabeelden worden gebruikt bij het roken van een sigaret of het gebruik van een mobiele telefoon door een chauffeur. Als er een klacht wordt ingediend, wordt eerst navraag gedaan bij de chauffeur. Indien deze de verweten gedraging ontkent worden de beelden geraadpleegd.”) te ongenuanceerd is weergegeven. Niet in alle gevallen dat een chauffeur ontkent, wordt er door Hermes gekeken. Slecht in één geval is het zo gegaan en dat was in het kader van de veiligheid (en ‘waarheidsvinding’), aldus [algemeen directeur].
regelmatigcamerabeelden zouden worden gebruikt tegen de bij haar werkzame buschauffeurs indien er volgens Hermes sprake is van een laakbare gedraging van de betreffende chauffeur (bijvoorbeeld het roken van een sigaret, de gebruikmaking van een mobiele telefoon of de bejegening van een reiziger) heeft de OR niet nader onderbouwd.
(...) De camerabewaking is uitdrukkelijk niet bedoeld om het gedrag van medewerkers te observeren, tenzij sprake is van een redelijk vermoeden van een misdrijf of betrokkenheid daarbij. Beelden kunnen alleen tegen medewerkers worden gebruikt als onderdeel van een formele aangifte van een misdrijf of betrokkenheid daarbij en/of politie/justitie de beelden heeft opgevraagd (zie ook onder ‘inzage gegevens’).
Nu Hermes in het hierboven besproken geval camerabeelden tegen de chauffeur heeft gebruikt terwijl er geen sprake was van vermoedens van een misdrijf of van een vordering van het openbaar ministerie, is de conclusie van het hof dat Hermes in dit concrete geval de Regeling Cameratoezicht te ruim heeft uitgelegd. Dat in de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Hermes en de betreffende de medewerker die met één hand reed, de kantonrechter heeft geoordeeld dat het gebruik van de beelden als zodanig in die procedure wel toelaatbaar was, maakt het voorgaande niet anders. Ter zitting van dit hof heeft [algemeen directeur] verklaard dat voor Hermes de veiligheid van chauffeurs en passagiers voorop staat en dat Hermes in dat kader de waarheidsvinding belangrijker acht dan wat er sec in de Regeling staat. Het hof is echter van oordeel dat Hermes buiten de Regeling treedt indien beelden die ten behoeve van de waarheidsvinding (in het kader van de veiligheid) zijn opgenomen tegen de betreffende medewerker worden gebruikt, terwijl er enkel sprake is van (een vermoeden van) een laakbare gedraging, niet zijnde (een redelijk vermoeden van) een misdrijf of betrokkenheid daarbij. De stelling van Hermes dat de camerabeelden niet worden bekeken met het doel rechtspositionele maatregelen te treffen tegen de werknemers van Hermes staat niet in de weg aan het oordeel van het hof dat het vervolgens gebruiken van die bekeken beelden tegen de betreffende medewerker buiten de situatie van vermoeden van misdrijf of betrokkenheid daarbij - Hermes heeft immers de betreffende buschauffeur ontslagen met gebruikmaking van die camerabeelden terwijl geen sprake was van een vermoeden van een misdrijf etc. - een handelen van Hermes in strijd met en in afwijking van de Regeling Cameratoezicht betreft.
Indien Hermes wenst dat de Regeling Cameratoezicht ook voor de door haar omschreven situaties rond gedrag van medewerkers zal gelden zal daartoe de ‘koninklijke’ weg, namelijk via een voorstel tot aanpassing van de Regeling Cameratoezicht door Hermes met inachtneming van artikel 27 WOR dienen te worden gevolgd.
Overigens ziet het hof in artikel 36 lid 5 WOR - anders dan door de OR bepleit - geen ruimte om Hermes vanwege de onjuiste uitleg een verbod of gebod op te leggen, nu uit artikel 35 leden 1 en 2 WOR blijkt dat het dan moet gaan om naleving van specifieke onderdelen van de WOR (lid 1) dan wel om hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald (lid 2) (zie in dit verband Verburg, Rood’s Wet op de ondernemingsraden, Kluwer 2013, p. 523-524 en p. 531), terwijl het hier gaat om uitleg door Hermes van de met inachtneming van de WOR tot stand gekomen Regeling Cameratoezicht.
Het is ook bedoeld om in een ontslagprocedure te kunnen laten zien wat we hebben gedaan; dossieropbouw dus”. Alvorens dus (eventueel) tot ontslag te komen worden de bevindingen van de Mystery Guest dus minstens meegewogen.
Naar het oordeel van het hof kan niet anders dan worden geconcludeerd dat er sprake is van een (al dan niet op zichzelf staande) beoordelingsregeling van de werkzaamheden van een buschauffeur door of namens Hermes, waarbij beoordeling immers (mede) het doel en de strekking van de regeling is (vergelijk HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155) en niet slechts van - zoals Hermes stelt - een middel dat Hermes sinds 2010 inzet om hulp en begeleiding aan de chauffeurs te bieden.
Het lag op de weg van Hermes om, nu van enige bekendmaking van haar besluit op de officiële manier niet is gebleken, niet te volstaan met het in twijfel trekken of de OR het niet eerder wist, maar concreet aan te geven hoe en wanneer de OR al bekend is geworden met het aan de orde zijnde besluit. Nu Hermes dit heeft nagelaten is haar verweer onvoldoende onderbouwd en wordt het verworpen.